Transportmiddelen
zinnen
woorden
het
het vliegtuig
de
de fiets
de auto
de bus
de trein
de boot
de tractor (B)/de trekker (NL)
/
te voet
Hoe ga je naar de boerderij?
Ik ga ... naar de boerderij.
Wat is de kleur van je ...?
Mijn ... is ...
Hoe ga je naar school?
Ik ga ... naar school.