Deindividuatie is het verlies van de persoonlijke identiteit en een verminderd zelfbewustzijn dat kan leiden tot afwijkend gedrag. Onderzoekers geloven dat deindividualisatie een fenomeen is dat alleen voor komt in groepsverband (Diener et al., 1976; Festinger et al., 1952). Philip Zimbardo's theorie van deindividualisatie zegt dat een groep zo sterk kan zijn dat het bijna iedereen kan veranderen, ongeacht hun persoonlijke eigenschappen (Bijvoorbeeld de bewakers die de gevangenen onheus behandelde, maar van nature niet zo in elkaar zaten of zo waren opgevoed). Deze theorie zegt ook dat mensen in groepen minder regels volgen. Als mensen te veel in hun groep opgaan, kunnen ze het gevoel hebben dat ze niet meer opvallen als individu. Dit kan leiden tot minder innerlijke remmingen (reduction of inner restraints) (Festinger,Pepitone, & Newcomb, 1952). In het geval van de bewakers werd de groep gezien als een, vandaar de onheuse behandeling werd overgenomen onderling. Hetzelfde geldt voor de gevangenen, die collectief een bepaald gevoel ontwikkelden tegenover de bewakers. Zimbardo (1969) gaf aan dat opwinding, anonimiteit en verminderde gevoelens van individuele verantwoordelijkheid (diffusion of responsibility) bijdragen aan deindividualisatie. Een voorbeeld van anonimiteit is dat de ‘bewakers’ donkere brillen op hadden, waardoor de ogen niet te zien waren. Omgekeerd kregen de ‘gevangenen’ een nummer. Zimbardo's theorie volgt een input-proces-outputmodel. Met andere woorden factoren die deindividualisatie veroorzaken (inputs), het proces van deindividualisatie en de gevolgen ervan (outputs) worden gekenmerkt. Als de factoren die deindividuatie veroorzaken in voldoende mate aanwezig zijn, kan men deindividualisatie ervaren. Als mensen eenmaal in deze staat verkeren worden ze irrationeler, emotioneler en impulsiever, en zijn ze dus eerder geneigd om agressief en gewelddadig te reageren (Zimbardo, 1969, 1975, 1977a).