1.33 tonen in het handelend omgaan met betekenis inhouden een toenemend begrijpen, toepassen en verwoorden van: - spelideeën van kinderspelen; - lichaams-, bewegings-, ruimte- en tijdsbegrippen, facetten van fysische kennis; - voorstellingen (fantasie); - symbolen en hun interpretatie, begrippen. De kleuters begrijpen wat het betekent: weglopen voor een tikker, zich verstoppen, om beurt een beweging uitvoeren, ... In een kinderdansje kiezen en verwoorden de kleuters een bewegingsvorm. De kleuters meten een afstand door die af te stappen. Ze ervaren ‘groot’ en ‘klein’ door het exploreren van verschillende hoogtes. De kleuters ervaren het begrip ‘zweven’ tijdens het springen. De kleuters bedenken zelf een beweging bij een bepaald fantasiebeeld. De kleuters volgen een pijl in een bewegingsomloop. De kleuters tellen het aantal geraakte kegels bij het rollen met een bal. Ze herkennen symbolen in verkeerssituaties.