Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
H3. Classificatie en beoordeling van afwijkende emoties, gedachten en…
H3. Classificatie en beoordeling van afwijkende emoties, gedachten en gedrag:
3.1 Hoe worden Psychiatrische stoornissen geclassificeerd
3.4 Verplegen en classificeren
Hoe worden psychiatrische stoornissen geclassificeerd
- De DSM-5 en modellen van afwijkend gedrag
- Kenmerken van de DSM-5
- Evaluatie van het DSM-systeem
- Veranderingen in de DSM
- Voor- en nadelen van het DSM-systeem
Hoe worden psychiatrische stoornissen geclassificeerd:
- Allereerste versie van DSM verscheen in 1952.
- Nieuwste versie, uit 2013, is de DSM-5.
- DSM-5 wordt in de VS in grote schaal gebruikt
- ICD-10 is het meeste gebruikte diagnostische handboek wereldwijd.
- ICD-10 is uitgegeven door de WHO
- De DSM en de ICD sluiten op elkaar aan, zodat een diagnose volgens de DSM ook in het ICD-systeem gecodeerd kan worden.
Uitgangspunten van de DSM en ICD;
Uitgangspunten van beide handboeken is dat er sprake is van een psychische stoornis indien een of meer van de volgende verschijnselen zich voordoen:
- Emotioneel lijden (vaak als gevolg van depressie of angst);
- Ernstige belemmeringen in het functioneren (problemen op het werk, in het gezin of in de maatschappij in het algemeen);
- Gedrag dat kan lijden tot persoonlijk lijden, pijn, invaliditeit, zelfverminking of de dood. (krassen en snijden, pogingen tot zelfdoding, alcoholmisbruik, gebruik van harddrugs);
- Een langere tijd aanhoudende belemmering die niet meer past in een normale reactie binnen een bepaalde (culturele) context.
De DSM-5 en modellen van afwijkend gedrag;
- DSM-5 beschouwt de afwijkende gedragingen als uitingen of symptomen van onderliggende stoornissen of ziekten.
- Systeem is gebaseerd op het idee dat afwijkend gedrag niet persee wordt veroorzaakt door biologische oorzaken of defecten, maar komt wss eerder door een complexe interactie van (genetische) aanleg- en omgevingsfactoren.
- De oorzaken v/d meeste stoornissen zijn nog onbekend. Sommige stoornissen zijn biologisch bepaald, terwijl anderen meer psychisch bepaald zijn.
- Weer andere stoornissen kunnen bepaald worden bet behulp van een multifactor model; het gaat hierbij om de interactie tussen biologische, psychologische, sociale( socio-economische, socioculturele en etnische) en omgevingsfactoren.
Belangrijk over DSM-5;
De DSM-5 wordt gebruikt bij het classificeren van stoornissen, niet van mensen.
- Ipv iemand schizofreen of autist te noemen, is het beter te spreken over een cliënt (persoon) MET schizofrenie of MET autisme.
- Iemand HEEFT een tumor, en is geen tumor.
- Indien je iemand het etiket van zijn ziekte opplakt heeft dat als gevolg dat iemand zijn totale indentiteit wordt bepaalde door zijn/haar stoornis.
De kenmerken van de DSM-5;
- De DSM-5 beschrijft, maar geeft geen verklaring; het handboek is 'a-theoretisch'. Omdat er nog geen eenduidige, algemeen erkende oorzaak van psychiatrische stoornissen bestaat.
- DSM is een opsomming van diagnostische kenmerken en symptomen van afwijkend gedrag en afwijkende emoties of gedachten. DSM doet ook geen uitspraak over de oorsprong daarvan.
- DSM hanteert de term 'psychische stoornis' om klinische syndromen dei betrekking hebben op een significante mate van verstoring van iemands cognitieve, emotionele of gedragsmatige functioneren te beschrijven.
- Vaak gaan psychische stoornissen gepaard met emotioneel lijden of beperkingen (moeite met sociale, beroepsmatige, of andere functies die in het dagelijkse leven van belang zijn.
Actuele kenmerken DSM:
- beschrijft symptomen, geeft geen verklaringen;
- hanteert de term psychische stoornis, zodat het onderzoek naar afwijkend gedrag direct in de psychologische context wordt geplaatst;
- Doet geen uitspraak over de oorsprong van symptomen;
- omvat 20 algemene categorieën psychische stoornissen;
- Is gebaseerd op een categoriaal classificatiemodel;
- Een diagnose kan alleen worden gesteld wanneer een minimum aantal symptomen of kenmerken zich voordoen die aan de diagnostische criteria van een specifieke diagnose voldoen.
Beperking;
- Biedt geen mogelijkheid om de ernst van een stoornis aan te duiden.
- Voor veel stoornissen moet de beoordelaar niet alleen bepalen of werkelijk sprake is van een stoornis, maar ook of deze licht, matig, ernstig, of zeer ernstig is.
Evaluatie van het DSM-systeem;
- In het algemeen worden de betrouwbaarheid en de validiteit aangenomen van verscheidene DSM- categorieën. Toch zijn er vragen over de validiteit ten aanzien van sommige diagnostische categorieën.
- Er wordt benoemd dat de DSM bij de classificatie meer open zou moeten staan voor het belang van culturele en etnische factoren.
- Ze betogen dat de classificatiecriteria in de DSM zijn vastgesteld op grond van voornamelijk in de Verenigde Staten opgeleide psychiaters, psychologen en maatschappelijke werkers.
Culturele achtergronden;
- In het DSM-systeem wordt erkend dat clinici die onbekend zijn met iemands culturele achtergrond zijn/haar gedrag mogelijk als afwijkend zouden kunnen beschouwen, terwijl het eigenlijk binnen het normale spectrum van zijn.haar cultuur valt.
- Afwijkend gedrag kan in verschillende culturen andere vormen aannemen;
- bepaalde afwijkende patronen kunnen cultuurspecifiek zijn.
Veranderingen in de DSM;
- Nieuwe stoornissen geïntroduceerd -> zie tabel 3.2.
- Sommige bestaande stoornissen zijn opnieuw geclassificeerd of samen met andere stoornissen in een nieuwe categorie ondergebracht.
Voorbeelden van veranderingen;
- Syndroom van Asperger en de autistische syndroom zijn ondergebracht in de categorie; autismespectrumstoornis (H6).
- Trichotillomanie (haaruittrekstoornis) is verplaatst van impulsbeheersingsstoornis naar nieuwe categorie; obsessieve- compulsieve en verwante stoornissen (H11).
- Pathologisch (dwangmatig) gokken is verplaatst van impulsbeheersingsstoornis naar nieuwe categorie; middelengerelateerde en verslavingsstoornissen (H8).
- Posttraumatische stresstoornis (PTSS) is verplaatst van angststoornis naar nieuwe categorie; trauma- en stressorgerelateerde stoornissen (H5).
Voordelen van het DSM-systeem;
- De beschrijving van specifieke diagnostische criteria;
- Dimensionale opvatting van stoornissen (dus meer uitgebreid en niet alleen wel aanwezig of niet aanwezig)
Nadelen (kritiek) van het DSM-systeem;
- Model leunt te veel op het medische model.
- DSM-5 vat problematische gedragingen op als symptomen van onderliggende geestesstoornissen;
-grotendeels de zelfde manier als het medische model lichamelijke symptomen beschouwt als tekenen van onderliggende somatische aandoeningen.
- Uitbreiding van diagnosticeerbare stoornissen: hierdoor worden grote aantallen mensen toegedicht met psychische stoornissen.
- Wijziging van classificatie voor sommige mensen: Kans dat mensen niet de juiste zorg meer krijgen ivm wijziging van classificatie.
- Veranderingen in de classificatiecriteria voor specifieke stoornissen: Veel van de wijzigingen zijn onvoldoende gevalideerd.
- Het herzieningsproces: Geheimzinnigheid waarin de totstandkoming ervan gehuld was. het niet opnemen a
3.4 Verplegen en classificeren
- 3.4.1 Diagnostisch redeneren
- 3.4.2 Klinisch redeneren
3.4 Verplegen en classificeren
- Verpleegkundigen:
Maken gebruik van wetenschappelijke methodieken;
Observeert, gaat in gesprek en ziet hoe een cliënt zich gedraagt in een groep;
Neemt verpleegkundige anamnese af en formuleert verpleegkundige diagnoses;
Gaat in gesprek met behandelaar en andere professionals, krijgt informatie en geeft informatie die de behandelaar helpt bij het vaststellen van diagnoses;
Maakt deel uit van het multidisciplinair team;
Kan klinisch en diagnostisch redeneren.
3.4.1. Diagnostisch redeneren
- Wilkinson (2010) beschrijft diagnostisch redeneren als; Een intellectuele activiteit waarbij verpleegkundigen hun vaardigheden m.b.t. kritisch denken gebruiken om patronen te ontdekken in de verzamelde gegevens, om hier vervolgens conclusies uit te trekken.
Diagnostisch redeneren bestaat uit de volgende stappen;
- Belangrijke opvallende gegevens/ aanwijzingen vaststellen;
- Aanwijzingen clusteren en ontbrekende gegevens vaststellen;
- Conclusies trekken uit de huidige gezondheidstoestand;
- Etiologische (oorzakelijke) of gerelateerde factoren vaststellen en problemen categoriseren;
- Diagnoses verifiëren;
- Diagnoses labelen;
- Gegevens vastleggen.
3.4.2. Klinisch redeneren
- Is de vaardigheid om eigen observaties en interpretaties aan medische kennis te koppelen, om zo te kunnen beredeneren welke vervolgstappen genomen moeten worden in het verpleegkundig handelen.
- Door klinisch redeneren kan de verpleegkundige de beslissingen die zij of hij neemt beargumenteren en daarover communiceren. De verpleegkundige betrekt ook professionele en persoonlijke morele afwegingen bij de beslissingen.
Het cyclisch proces van klinisch redeneren bestaat uit de volgende vijf stappen;
- Risico inschatting;
- Vroegsignalering;
- Probleemherkenning;
- Interventie;
- Monitoring.
Tabel 3.1 BLZ. 94
Categorieën van psychische stoornissen.
(Classificatiecriteria (met verwijzing naar hoofdstuk) --> Voorbeelden van specifieke stoornis)
Classificatiecriteria;
- Neurobiologische ontwikkelingsstoornis (H6)
Voorbeelden van stoornis;
- Autismespectrumstoornis;
- Specifieke leerstoornis;
- Communicatiestoornis.
- Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen (H9)
- Schizofrenie
- Schizofreniforme stoornis
- Schizoaffectieve stoornis
- Waanstoornis
- Schizotypische- (persoonlijkheids)stoornis
- Bipolaire- stemmingsstoornissen (H10)
- Bipolaire stoornis (I en II);
- Cyclothyme stoornis.
- Depressieve- stemmingsstoornissen (H10)
- Depressie stoornis;
- Persisterende depressieve stoornis (dysthymie);
- Premenstruele stemmingsstoornis.
- Paniekstoornis;
- Specifieke fobie;
- Gegeneraliseerde- angststoornis.
- Obsessieve- compulsieve en verwante stoornissen (H11)
- Obsessieve- compulsieve stoornis;
- Morfodysfore stoornis;
- Verzamelstoornis;
- Trichotillomanie (haaruittrekstoornis).
- Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen (H5)
- Aanpassingsstoornis;
- Acute stressstoornis;
- Posttraumatische stresstoornis.
- Dissociatieve stoornissen (H12)
- Dissociatieve amnesie;
- Depersonalisatie/ derealisatiestoornis;
- Dissociatieve identiteitsstoornis.
- Somatisch- symptoomstoornis en verwante stoornissen (H12)
- Somatisch- symptoomstoornis;
- Ziekteangst stoornis;
- Nageboorte stoornis.
- Voedings- en eetstoornissen (H14)
- Anorexia nervosa;
- Boulimia nervosa;
- Eetbui stoornis.
- Stoornissen in de zindelijkheid (H6)
-
- Slaap- waakstoornissen (H15)
- Insomniastoornis;
- Hypersomnolentie stoornis;
- Narcoleptie;
- Circadianeritme- slaap- waakstoornissen;
- Nachtmerriestoornis.
- Seksuele disfuncties (H13)
- Hypoactief- seksueelverlangenstoornis bij de man;
- Erectiestoornis
- Seksuele interesse-/ opwindingsstoornis bij de vrouw;
- Orgasmestoornis bij de vrouw;
- Vertraagde ejaculatie;
- Voortijdige ejaculatie.
-
- Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen (H6 en H16)
- Normoverschrijdende- gedragsstoornis;
- Oppositionele- opstandige stoornis;
- Periodiek explosieve stoornis.
- Middelgerelateerde en verslavingsstoornis (H8)
- Stoornis in alcoholgebruik;
- Stoornis in het gebruik van een stimulantium;
- Gokstoornis.
- Neurocognitieve stoornissen (H7)
- Delirium;
- Beperkte neurocognitieve stoornis;
- Uitgebreide neurocognitieve stoornis.
- Persoonlijkheidsstoornissen (H16)
- Paranoïde- persoonlijkheidsstoornis;
- Schizoïde- persoonlijkheidsstoornis;
- Histrionische- persoonlijkheidsstoornis;
- Antisociale- persoonlijkheidsstoornis;
- Borderline- persoonlijkheidsstoornis;
- Afhankelijke- persoonlijkheidsstoornis;
- Vermijdende- persoonlijkheidsstoornis;
- Dwangmatige- persoonlijkheidsstoornis.
- Parafiele stoornissen (H13)
- Exhibitionismestoornis;
- Fetisjismestoornis;
- Transvestiestoornis;
- Voyeurismestoornis;
- Pedofiele stoornis;
- Seksueel- masochismestoornis;
- Seksueel- sadismestoornis.
-
- DSM-5= Diagnostic Manual of Mental Disorders, vijfde versie.
- ICD-10= World Health Organization International Classification of Diseases, tiende versie.
- ICF= International Classification of Functioning. (soort woordenboek).
- WHO= World Health Organization