Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
H12: diepte-interviews en focusgroepen - Coggle Diagram
H12: diepte-interviews en focusgroepen
Diepte-interview = langdurig & diepgaand gesprek dat een onderzoeker voert met een respondent om zijn of haar leefwereld te leren kennen, te weten te komen hoe de respondent zijn of haar leefwereld begrijpt en hoe zijn of haar handelen daarin kadert en rechtvaardigt
Probing = het doorvragen naar diepliggende betekenissen en motivaties
Interpreteren en begrijpen -> sterkte + zwakte van diepte-interview (de kennis is interpretatie van tweede orde; onderzoeker interpreteert interpretatie van respondent)
Constructivistische logica = interpretaties zijn juist interessant; ze leggen veelheid aan betekenissen bloot die mensen aan hun omgeving geven en geven inkijk in achterliggende opinies en houdingen
Eenzelfde fenomeen kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden afhankelijk van wie er interpreteert
Epistemologische achtergrond van diepte-interview
Sterktes van diepte-interview
Verkennende & diepgravende karakter
Theorievorming in domeinen waar nog niet zoveel kennis over beschikbaar is
Nadruk op begrijpen en interetative
Door probing kunnen we een beeld krijgen van achterliggende motivaties, denkbeelden en ideeën voor bepaald gedrag -> iemands handelen begrijpen vanuit zijn of haar perspectief of iemands geleefde realiteit blootleggen en handelen te verstehen
Verstehen = het begrijpen van de diepere betekenis van gedrag vanuit het perspectief van de actor
Constructivisme: waarnemingen worden niet alleen gestuurd door wat waargenomen is maar ook door kenmerken van de waarnemer -> werkelijkheid is niet zomaar gegeven maar wordt deels geconstrueerd zijn hoe of zij die waarneemt (meerdere werkelijkheden)
Nadruk op theorievorming en -ontwikkeling
Diepte-interviews laten toe om aan theorievorming te doen in domeinen waarover nog niet zoveel kennis beschikbaar is
Op basis van concrete waarnemingen en gesprekken, kan je op inductieve manier tot theorieën komen; de theorieën gaan niet over hoe de werkelijkheid in elkaar zit maar over hoe mensen die werkelijkheid ervaren, voelen en percipiëren
Je probeert patronen te vinden, die je systematiseert en vervolgens probeert te verklaren -> nieuwe theorieën ontwikkelen
Grounded theorie/gefundeerde theoriebenadering
Grondleggers zetten zich af tegen de methodologie van verificatie waarbij er een te grote nadruk ligt op het testen van theorieën via verificatie of exampling
Exampling = het op zoek gaan naar waarnemingen die je theorie eerder bevestigen dan verwerpen
Wilden sociale wetenschappen heroriënteren -> ontwikkelen van theoretische verklaren die expliciet gegrondvest zijn in concrete waarnemingen (<-> grand theories); geschikt om verschillen in percepties in kaart te brengen
Sensitizing concepts = concepten waarvan de definitie niet vastligt, maar die vatbaar zijn voor verandering via empirische waarneming -> kan veranderen op basis van de waarnemingen
Definite concepts = concepten waarvan de inhoudelijke definitie vastligt
Constante vergelijking: telkens opnieuw wordt de empirische cyclus doorlopen waarbij nieuwe hypothesen bij nieuwe personen of in nieuwe contexten worden getoetst op hun waarheidsgehalte
Substantieve theorie = een theorie die fenomenen in een welbepaald inhoudelijk gebied beschrijft en verklaart
Er is een consequent doorgevoerde methode van inductie om tot een theorie te komen -> via coderen van stukken tekst worden patronen gezocht
Coderen = opdelen van de tekst in kleinere stukken die je dan een label meegeeft om dat fragment te karakteriseren
Open coderen = vorm van coderen waarbij je tekst openbreekt in kleine stukken en die vervolgens labelt
Axiaal coderen = samenvoegen tot ruime categorieën van labels die met elkaar verband houden
Selectief coderen = het met elkaar in verband brengen van kernconcepten om een theorie te construeren
Data-analyse = checken van nieuwe inzichten bij nieuwe interviews om de theorie verder te verfijnen
Inductieve bandering -> tot een theorie komen die dicht bij de codes en de categorieën van de tekst zelf blijft (dataverzameling, data-analyse en theorievorming staan in nauw contact met elkaar
De interviewsituatie
Structuur van een interview
Interview = dialoog waarin de rollen van interview en respondent vastliggen (impliciet script)
Vooraf wordt uitgelegd wat het doel van het onderzoek is, dat het gesprek opgenomen wordt en dat alles dat gezegd wordt strikt vertrouwelijk blijft
Verscheidenheid in de mate waarin alles vooraf gestructureerd is en waarin alle thema's vooraf vastliggen
Open, ongestructureerd interview: algemeen thema ligt vast, volgorde vragen ligt niet vast en formulering vragen ligt ook niet vast
Gesloten, gestructureerd interview: volgorde en formulering vragen ligt vast
Half-gestructureerd interview
Topiclijst = een lijst die de onderwerpen en thema's opsomt die je tijdens een diepte-interview wil behandelen -> hoe en wanneer ligt niet per se vast
Soorten vragen
Vragen moeten kennis en info opleveren en ook dynamiek van gespek ten goede komen
Belangrijkste vragen peilen naar wat en hoe (persoonlijke beschrijving van situaties, gevoelens en ervaringen); waarom-vragen zijn delicater (peilen naar rationalisatie van iemand eigen handelen -> veel handelingen gebeuren zonder bewuste motivatie, je krijgt achteraf-attributies over het eigen handelen maar is niet per se echte reden)
Soorten vragen op basis van 2 dimensies
Inhoudelijke dimensie: vragen naar gedrag, opinie, gevoelens, kennis en achtergrondkenmerken
Dynamische dimensie -> positie die vraag inneemt in interview
Openings- of inleidingsvraag = een vraag die interview op gang trekt door het onderwerp te introduceren -> ijsbreker
Drop-off = sprekend beeld of fotomateriaal die respondent laat kennis maken met het onderwerp van het interview)
Transitievraag = een vraag die de overgang maakt naar het kernonderwerp van het interview -> persoonlijker praten over het thema
Sleutelvraag = een vraag die de kern van het onderzoeksonderwerp aansnijdt -> centraal in de analyse achteraf
Besluitende vragen = sluiten het interview af en geven de respondent de mogelijkheid om aanvullingen te doen om eventuele onduidelijkheden in het interview weg te werken
Functies probing
Content mapping = doorvragen om in kaart te brengen welke aspecten van een fenomeen relevant zijn in de ogen van een respondent (wereldreiziger)
Content mining = doorvragen om dieper in te gaan op de betekenis die de respondent geeft aan ee bepaald aspect van een fenomeen (mijnwerker)
Centraal in hermeneutische benadering (constructivisme): actief bevooroordeeld luisteren of luisteren met theoretische perspectieven in het achterhoofd tijdens het interview -> essentiële eigenschap voor goede interviewer (art of hearing data)
Mogelijke valstrikken (problemen die je best vermijdt
Leidende of sturende vragen = interviewer stuurt antwoord in bepaalde richting
Waarom-vragen = tenzij het expliciet de bedoeling is om inzicht te krijgen in persoonlijke verklaringen, kunnen ze tot een geïntellectualiseerd interview leiden waarin de respondent vrijelijk begint te speculeren over zijn eigen motieven
Onduidelijke vragen
Focusgroepen
Focusgroep = een methode van kwalitatieve dataverzameling waarbij een groep respondenten discussieert over vooraf vastgelegde thema's -> meerwaarde zit in de interactie tussen de groepsleden om data te generen
Samenstelling van een focusgroep
6-8 personen die éénmaal samenkomen voor een paar uur
Discussie
Ga je voor homogeniteit of heterogeniteit qua samenstelling?
Mogen de deelnemers elkaar kennen?
Van gesproken woord naar geschreven tekst
Transcriptie = een geschreven weergave van een interview
Meer dan louter mechanisch omzetten van de ene vorm van tekst naar de andere
Ge-decontextualiseerde weergave = transcripties geven geen gelaatsuitdrukkingen, lichaamstaal, stembuigingen etc. weer -> kunnen mee betekenis geven aan tekst
Wat wel en wat niet transcriberen?
Kuchjes, volume, verspreidingen, foute zinconstructie etc. opnemen? -> afhankelijk van soort analyse kies je mate van detail
Jefferson notatie = soort linguïstisch snelschrift waarin pauzes, overlappingen, nadruk op lettergrepen in woorden etc. kunnen worden opgenomen
Analyseren en interpreteren
De vraag van duizend pagina's = welke methode ga je gebruiken om de grote hoeveelheid tekst te analyseren?
Continuüm van louter beschrijven naar diepgaand interpreteren
Condenseren van betekenis = centrale ideeën, ervaringen, gevoelens en opinies van de respondent worden kort en kernachtig weergegeven -> herformulering in beknopte vorm (samenvatten, reductie van de hoeveelheid tekst)
Categoriseren van betekenis
Categoriseren = als onderzoeker leg je een reeks categorieën vast (voor of tijdens de analyse) en je telt hoe vaak passages uit een tekst binnen een categorie passen -> kwalitatief of kwantitatief uitwerken
Grounded theorie: open, axiaal en selectief coderen
Inhoudsanalyse is gebaseerd op categoriseren: zet tekst om in cijfermateriaal over die tekst -> intercodeurbetrouwbaarheid (= mate van overeenkomst tussen 2 of meer beoordelaars of codeurs in het toewijzen van stukken tekst aan categorieën)
Narratieve analyse
Narratieve analyse = een techniek die info uit een interview haalt door op de verhaallijn te focussen -> elke vorm van communicatie komt via een verhaal of op een narratieve wijze tot ons (kent bepaalde structuur, personages, genre etc.
Legde de onderliggende verhaalstructuur bloot -> geschikt om ideologische vooringenomenheid van de auteur van dat narratief bloot te leggen
Diepere interpretatie
Trekt volledig de kaart van hermeneutiek -> gaat verder dan wat letterlijk gezegd is: houdt rekening met context waarin de tekst ontstaat; vaak ontstaat de vorm uit een wantrouwen voor betekenissen die respondenten aan de oppervlakte vrijgeven (houdt rekening met wat gezegd wordt en waarom)
Hermeneutiek = een vorm van tekstinterpretatie die poogt diepere betekenissen naar boven te brengen door rekening te houden met de specifieke context van de tekst
Ad hoc interpratatie
Combinatie van benadeirngen
Condensatie = beknopte samenvatting
Categorisatie vb. inhoudsanalyse
Narratieve analyse = tekst als verhaal
Diepere interpretatie > hermeneutiek
Ad hoc analyse = combinatie alles
Kwaliteit
Kwaliteitscontrole centraal
Bij tekstanalyse en tekstinterpretatie is het mogelijk om kwantitatieve maten voor geldigheid en betrouwbaarheid te berekenen -> kwaliteitscontrole gebeurt op basis van kritiek, wederwoord etc. (peer review)
Diepte-interview zijn geschikt om de geleefde realiteiten van mensen bloot te leggen