Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
H3: filosofische achtergrond - epistemologische beginselen - Coggle Diagram
H3: filosofische achtergrond - epistemologische beginselen
Hoe kom je tot de productie van betrouwbare en geldige kennis?
Naturalisme/positivisme (Durkheim) = een stroming binnen de sociale wetenschappen die de epistemologie en werkwijze van de natuurwetenschappen als model hanteert en regel- of wetmatigheden in de sociale werkelijkheid wil ontdekken en blootleggen -> verklaren (experimenten, survey onderzoek)
Constructivisme/interpretatieve sociale wetenschap (Weber) = beschouwt de werkelijkheid als sociaal geconstrueerd en wil begrijpen hoe en waarom mensen handelen/denken/voelen vanuit hun specifieke handelingscontext -> begrijpen (diepte-interviews, participerend onderzoek)
De ontwikkeling van de epistemologie van de wetenschappen
Empirische natuurwetenschap: naturalisme en empirisme
Empirisme = het idee dat zintuigelijke ervaring en waarneming tot kennis leiden
Galilei -> als eerste het belang van observaties aantonen (eind 16de begin 17de eeuw)
Zintuigelijke waarneming kan tot kennis leiden (empirisme)
Inzicht in beweging planeten en hemellichamen -> observaties waren in tegenspraak met Geocentrisme (= hemellichamen zijn kristallen bollen met perfect glad oppervlak)
Vaststelling dat er kraters zijn op de maan, dat de zon zonnevlekken vertoond en dat er manen zijn rond jupiter -> op basis van systematische waarnemingen met zijn telescoop stelt hij de autoriteit van kerkelijk wereldbeeld in vraag
Mens -> tabula rasa; iedereen beschikt over dezelfde kennis omdat we over dezelfde zintuiglijke waarnemingen en ervaringen beschikken (kennis is objectief en niet persoonsgebonden -> epistemologie = inwisselbaarheid van het kennende subject)
Naturalisme
Rationalisme = het idee dat het menselijke verstand of de rede als het fundament van kennis beschouwd moet worden
Galilei bekritiseert Rationalisme
Vertrekken vanuit de algemene theoretische principes en gaat via logisch redeneren specifieke dingen verklaren -> Descartes: je pense donc je suis
Waarnemingen alleen volstaan niet maar op basis van logische deductie uit axioma's moet je specifieke verschijnselen verklaren vb. horlogemaker God
Axioma = een stelling die niet bewezen is maar wel als grondslag aanvaard wordt
Bacon (17de eeuw) -> een van de eerste die de empirische cyclus van wetenschappelijk onderzoek propageert
Belangrijk omdat hij zintuigelijke waarnemingen introduceert + omdat hij zijn ideeën zo beeldend heeft weten te formuleren
Bekritiseert rationalisme: twijfels aan idee om menselijke verstand als het fundament van kennis te beschouwen
Rationalisten -> spinnen: voortborduren op eigen veronderstellingen want spinnenwebben komen uit eigen lichaam en produceren niets nieuws, zo wordt bestaande kennis steeds bevestigd en maken nieuwe inzichten geen kans om ontdekt te worden
Inductie (vertrekken vanuit specifieke): bijen -> vanuit eigen kracht honing produceren, bij haalt nectar uit bloemen en produceert zelf iets nieuws; dat is wat wetenschap moet doen en dus niet zomaar klakkeloos overnamen wat in bestaande bronnen staat
Mieren -> verzamelen zonder er iets mee te doen; niet enkel observeren en beschrijven
Combinatie van theorie (inzichten) en empirie (zintuigelijke waarnemingen) -> wetenschappelijke kennis
Geen empirist en geen rationalist
Hume's scepticisme
Zintuigelijke waarnemen centraal + 2 zaken
Waarnemingen zo feilloos als we denken?
Twijfels of het mogelijk is om oorzaken te observeren
Centrale vraag Hume: zijn de dingen wat ze zijn of zijn de dingen meer wat we denken dat ze zijn?
Empirist
Alle kennis komt voort uit het verwerken van zintuigelijke info uit het geheugen en de verbeelding
Kritisch ten opzichte van de geldigheid van inductie
Hume & Bacon: de waarheid van een uitspraak moet geverifieerd worden door na te gaan of het overeenstemt met wat er in de werkelijkheid gebeurd
Correspondentietheorie van de waarheid = kennis is waar als ze overeenkomt met wat je kan waarnemen in de werkelijkheid -> waarheidsgehalte kan je afmeten uit de mate waarin die uitspraak overeenkomt met de werkelijkheid vb. er zijn alleen witte zwanen is juist zolang er geen zwarte zwaan opduikt
Regelmatigheidsvisie op causaliteit = onze hersenen zijn het gewoon om gebeurtenissen die altijd of vaak samen voorkomen, causaal aan elkaar te verbinden
Zintuigelijk waarnemen van causaliteit is onmogelijk -> wat je wel kan zien
Experienced union = dat bepaalde zaken samen voorkomen -> je kan vaststellen dat gebeurtenis A en B samen voorkomen
Constant conjunction = met constante regelmaat -> je kan vaststellen dat gebeurtenis A vooraf gaat aan B + regelmaat in het samen voorkomen
Causaliteit kan je niet zien (ene gebeurtenis veroorzaakt andere): door onze eigen hersenen zien we een verband (gevolg van de projectie van onze verbeelding op de werkelijkheid) -> empirisch niet gegrond want verbeelding
-> focus van de wetenschap moet liggen op het observeren en beschrijven van feitelijk geobserveerde samenhang volgens Hume
Hume heeft twijfels bij mogelijkheid om vanuit empirische waarnemingen algemene inzichten af te leiden
Weiner Kreis: logische positivisme en verificationisme
Wiener Kreis/Weense kring = groep intellectuelen in Wenen die na WOI de wetenschap van nieuwe kennis theoretisch fundament willen voorzien, ze wilden een onderscheid maken tussen wat tot de echte wetenschap behoort en wat metafysica en pseudowetenschap is (geen echte wetenschap) -> enkel uitspraken die geverifieerd kunnen worden is wetenschap (bouwden verder op ideeën Hume & Bacon)
Introduceerden verificatie als criterium om wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke uitspraken te onderscheiden
Verificatie = een test of de inhoud van een uitspraak overeenkomt met de realiteit
Verificationisme = wetenschappelijke uitspraken die overeenkomen met feiten uit de werkelijkheid -> betekenisvol en waar (correspondentietheorie van de waarheid)
Schlick, Carnap, Neurath
Bouwden voort op onderscheid Hume: enkel empirische kennis is wetenschap, normatieve kennis is subjectief
Empirische kennis = gebaseerd op feiten -> vormt basis voor wetenschap, de werkelijkheid is voor iedereen waarneembaar; het zijn die geobserveerde feiten en patronen die de input moeten vormen voor de veralgemeningen
Normatieve kennis = gebaseerd op waarden en normen -> subjectief; kan niet fundament zijn van wetenschappelijke kennis -> zinloze kennis voor Weense kring want geen empirische basis
Principe van demarcatie = een criterium op basis waarvan je wetenschappelijke van niet-wetenschappelijke uitspraken kan onderscheiden
Inductieprobleem = de vraag hoe je op basis van enkele waarnemingen tot algemene, universele uitspraken kan komen vb. alle zwanen zijn wit -> alle zwanen uit verleden, heden en toekomst observeren = onmogelijk (principe van verifieerbaarheid onhoudbaar)
Principe van verifieerbaarheid -> centraal want selectief waarnemen waardoor pseudowetenschappers ook gelijk kunnen halen: alleen de uitspraken zijn waar die je kan verifiëren dat ze overeenkomen met de werkelijkheid; ook op voorhand kunnen zeggen onder welke omstandigheden welke observaties tot het aanvaarden of verwerpen van de uitspraak leiden vb. horoscoop
Karl Popper: principe van falsificatie
Wereld is te groot om alles te kunnen verifiëren -> alternatief op verifieerbaarheid is falsificatie
Falsificatie/weerlegbaarheid = het principe dat theorieën slechts wetenschappelijk zijn voor zover ze door empirische observaties verworpen kunnen worden -> theorie altijd als slechts voorlopig waar waarnemen: alleen als je tegensprekelijke voorbeelden vindt ben je zeker dat theorie vals is dus alleen de theorieën die falsificatie hebben doorstaand worden als voorlopig waar beschouwd
Te veel pseudowetenschappelijke theorieën waar bij verificatie, kritiek op Wiener Kreis, mensen zien wat ze willen zien (op zoek naar louter bevestigende voorbeelden), kennis is steeds voorlopig, wetenschappers moeten steeds op zoek naar observaties die theorieën weerleggen, de waarheid van een theorie kan nooit bewezen worden
Vanaf WOII dominant: kennis is voorlopig maar feilbaar en voor verbetering vatbaar
Falsificatie als principe van demarcatie = theorieën zijn wetenschappelijk voor zover ze door empirische observatie verworpen kunnen worden -> slechts een voorlopige indicatie van waarheidsgehalte
Gelijkenis met Hume's scepticisme: waarheidsgehalte van theorieën valt nooit logisch te bewijzen -> parallel met Hume's fundamentele scepsis over de geldigheid van inductie (nooit veralgemenen naar wat buiten waarnemingsveld ligt)
Aan percepties van onze omgeving gaan voorkennis en verwachtingen vooraf; wetenschap hangt af van de kritische ingesteldheid van de wetenschapper zelf
Kuhn's paradigma
Terughoudendheid bij wetenschappers om bij falsificatie hun inzichten meteen te verwerpen -> wetenschap in sprongen
Wetenschap niet alleen te maken met verificatie en falsificatie -> mensenwerk dus ook typische mensentrekjes van wetenschapsbeoefening in rekening brengen
Paradigma = geheel van oriënterende ideeën, modellen en raamtheorieën die op een bepaald moment worden gedeeld door wetenschappers -> conceptuele bril of lens met bepaalde blik naar werkelijkheid
The structure of scientific revolutions = wetenschap is een product van sociale en psychologische processen die in de bestaande en epistemologische literatuur onderbelicht zijn gebleven -> wetenschappers zijn geen vrijdenkende, onbevooroordeelde en creatieve geesten die de empirische waarden naar boven brengen maar ze gebruiken theoretische uitgangspunten, denkkaders en methodologieën van het tijdvak waarin ze actief zijn
Pas na herhaaldelijk empirisch tegenbewijs gaan ze een heersend paradigma gaan verwerpen -> paradigm shift
Revolutionaire wetenschap = wanneer anomalieën niet meer binnen het paradigma geluid kunnen worden
Paradigm shift
Geen graduele ontwikkeling van wetenschap (geen continue opbouw) -> schoksgewijs met sprongen en revoluties
Wanneer wetenschappers hun bevindingen niet meer in een bepaald paradigma kunnen plaatsen -> periode van onzekerheid die steeds groter wordt -> vaak geen verklaring voor vreemde bevindingen (paradigmawissel: bestaande denkkaders worden omver gegooid
Vb. gestalt-switch: ene keer zie je vaas en andere keer gezichten -> zelfde werkelijkheid door volledig andere conceptuele bril zorgt voor nieuwe perceptie en denkpatronen
Institutionele inbedding van wetenshap = wetenschappers moeten vaak ok persoonlijke positie en carrière verdedigen -> posities en persoonlijke macht spelen soms mee in verspreiding van ideeën: wetenschappers van prestigieuze universiteit hebben meer geloofwaardigheid
Lakatos: theorie van meerinhoud
Inzichten Popper & Kuhn: falsificatie + paradigmatische ontwikkeling -> theorie met meerinhoud (meerwaarde)
Wetenschappers hebben de neiging om hun inzichten te gaan redden en om verklaringen te zoeken voor de schijnbare anomalieën -> roepen hulphypothesen in om de anomalieën toch in bestaande theoretische kaders te kunnen duiden (nieuw alternatief paradigma pas na tegensprekelijk bewijs en geen alternatieve verklaringen meer)
Anomalie = een feit, verschijnsel of tegenspraak in een theorie die binnen een bepaald model of paradigma niet verklaard kan worden
T' = nieuwe theorie, T = bestaande theorie
Voorwaarden T'
Meerinhoud van T"
De rivaliserende theorie T' heeft meer empirische inhoud dan de oorspronkelijke theorie T -> het nieuwe stelsel van theorieën slaagt erin nieuwe waarnemingen te duiden die theorie T niet kan verklaren (= meerinhoud van theorie T' tegen theorie T
Meerinhoud T' niet gefalsifieer
Het deel met meerinhoud in theorie T' wordt niet gefalsifieerd in empirisch onderzoek
Partiële inclusie T
Theorie T' omvat wel nog steeds niet weerlegde inhoud van theorie T
Wetenschapsfilosofische kwesties
Ontologie = veronderstellingen over de aard van de werkelijkheid -> wat is?
Epistemologie = aannames met betrekking tot de oorsprong van kennis over de realiteit -> wat we kunnen kennen
Methodologie = hoe we kunnen kennen -> welke methodes kunnen we gebruiken om kennis te verzamelen?
Onderzoeksobject: naturalisme vs constructivisme
De mens als onderzoeksobject brengt veel uitdagingen met zich mee
Mensen hebben een wil, kunnen denken en kunnen hun motivatie zelf aanduiden
Het vinden van causale verklaringen voor het menselijk handelen in de sociale wetenschappen is een uitdaging
2 paradigma's in sociale wetenschappen -> manieren om wetenschappelijke kennis te produceren
Naturalisme
Neemt natuurwetenschappen als voorbeeld
Durkheim: observeert sociale feiten en brengt ze in verband met andere sociale feiten
Door samenhang tussen verschijnselen vast te stellen, probeer je ze te verklaren (erklaren)
Constructivisme
Mens construeert mee de werkelijkheid
Iedereen interpreteert anders afhankelijk van persoon, tijd en context
Rekening houden met de handelingscontext
Hoofddoel: specifieke handeling in specifieke context begrijpen/interpreteren (verstehen)
Nauw verwant met geesteswetenschappen
Naturalisme/positivisme binnen de sociale wetenschappen (Durkheim)
Natuurwetenschappen als voorbeeld: wetmatigheden ontdekken en verklaren
Sociale feiten observeren en in verband brengen met andere sociale feiten -> door samenhang vast te stellen probeer je te verklaren (determinanten/oorzaken zoeken); op zoek naar sociale wetmatigheden
Grote kwantitatieve datasets, surveyonderzoek, experimentele ontwerpen en statistische procedures -> objectieve meting van sociale fenomenen wordt nagestreefd (causale verklaring hiervoor)
Verschillende wetenschappers nemen allemaal hetzelfde waar -> niet-waardengeladenheid van wetenschappelijke kennis
Wetenschap is een domein waarin persoonlijke, politieke en religieuze opinies niet thuis horen -> culturele/sociale omgeving heeft geen impact op de waarheid
Invulling wetenschapsfilosofische kwesties
Ontologie (= veronderstelde aard van de werkelijkheid): realistisch, werkelijkheid bestaat los van waarnemingen -> realisme, objectivisme en empirisch realisme; werkelijkheid wordt gekenmerkt door terugkerende patronen (klaar om ontdekt te worden); correspondentietheorie van de waarheid wordt gehanteerd
Epistemologie (= aannames over wat we kunnen kennen): als je een realistische ontologie hebt dan kan je via nauwkeurige observatie de patronen die aan de werkelijkheid ten grondslag liggen ontdekken of blootleggen -> empirisme (= werkelijkheid objectief zien zoals ze is, zonder vertekening en los van de waarnemer)
Methodologie (= hoe we kunnen kennen): methodes van voorkeur om door te dringen tot de werkelijkheid zijn afkomstig uit de natuurwetenschappen -> experimentele ontwerpen en survey-onderzoek (feiten observeren en causale samenhang analyseren)
Realisme/objectivisme/empirisch realisme = een ontologisch principe dat ervan uitgaat dat de werkelijkheid bestaat los van je waarneming
Constructivisme binnen de sociale wetenschappen
Mens construeert mee de werkelijkheid -> handelen vertoont niet zomaar patronen of regelmaat; iedereen interpreteert dingen anders dus rekening houden met handelingscontext (= concrete situatie waarin handeling voorkomt), dus veralgemeningen naar andere situaties niet zomaar gerechtvaardigd
De waarneming van de werkelijkheid is mee afhankelijk van de waarnemer -> kennen werkelijkheid alleen via de talige concepten die we erover construeren (constructie is sociaal, cultureel en historisch gestuurd) dus waarheidsclaims over de werkelijkheid zijn minder verregaand in het constructivisme dan in het naturalisme
Verschil realisme en nominalisme vb. ras: realist -> verschil in huidskleur (effectief vast te stellen), nomalist -> verschillende betekenissen afhankelijk van aar en op wie betrekking (vlottende betekenaar = betekenis ligt niet vast maar schuift met context waarin ras wordt gebruikt -> kan je niet zomaar waarnemen)
Hoofddoel = specifieke context begrijpen
Hermeneutische interpretatieve sociale wetenshap (Deltie) -> nauw verwant met geesteswetenschappen
Kant -> Descartes & Hume
Onze hersenen zijn geen tabula rasa maar juist actief in het construeren, organiseren opslaan van waarnemingen
Verstand gaat vooraf aan waarnemingen
Mens als actieve vertaler aan het toekennen van vorm en betekenis aan de werkeliljkheid
Nominalisme: de wereld an sich is onkenbaar; alleen wat de mensen ervan maken en hoe ze de wereld ervaren en zintuigelijk waarnemen is kenbaar -> de werkelijkheid wordt mee geconstrueerd door wie waarneemt, interpretaties en subjectieve oordelen kan van mens tot mens verschillen -> twijfel ofde dinge an sich wel kunnen gekend zijn (werkelijkheid zoals ze is)
Nominalisme = een ontologisch principe dat stelt dat de werkelijkheid enkel kenbaar is via talige concepten die we erover construeren
Begrijpen van de sociale feiten als onderdeel van een groot geheel staat centraal -> achterliggende motivaties en gevoelens handelende persoon worden in rekening gebracht
Inzicht in de belevingswereld om die persoon te begrijpen -> empatisch vermogen onderzoeker; inzichten van de hermeneutiek; perspectief, culturele, sociale en historische achtergrond waarnemer belangrijk
Verhouding wetenschappelijke principes
Ontologie -> nomalistisch
De werkelijkheid bestaat niet maar is afhankelijk van weernemer -> verschillende waarnemers hebben verschillende visies
Historische, sociale, culturele en geografische factoren
Lage waarheidsclaims
Epistemologie -> empirstisch
Waarnemingen centrale rol (zoals bij naturalisme)
Pluralistisch: veelheid aan betekenissen die mensen meegeven aan de werkelijkheid
Waarheid zit hier niet in de realiteit want die bestaat niet
Kennis in context die we kritisch moeten benaderen
Methodologie
Het constructivisme heeft een veelheid aan methodes om de diversiteit van contextueel bepaalde betekenissen op te vangen
Participerende observatie en diepte-interviews
Toegang tot belevingswereld van mensen