Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Theoretische perspectieven - Coggle Diagram
Theoretische perspectieven
Het psychodynamisch perspectief
Psychosociale theorie van Erikson: veranderingen in onze interacties met andere en in hoe we tegen het gedrag van andere en tegen onszelf als leden v/d maatschappij aankijken
ontwikkeling in 8 stadia => in elk stadia een conflict dat opgelost moet worden
James Marcia
Psychoanalytische theorie van Freud: onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en gedrag
onbewuste driften
sterke focus op kindertijd
little Hans
persoonlijkheidstructuur: id, ego, superego
psychoseksuele ontwikkeling; orale-, anale-, fallische-, latentie-, genitale fase => !!! fixatie!!!
Het behavioristisch perspectief
Watson: ontwikkeling v/e kind volledig te begrijpen door zorgvuldig te kijken naar de stimuli waaruit zijn omgeving bestaat => elk gedrag valt op te roepen
behavioristisch perspectief:
direct waarneembare feiten
stimulus-respons- leren: gedragingen zijn resultaat van voorturende blootstelling aan specifieke omgevingsfactoren
klassieke conditionering: Organisme leert op een bepaalde manier reageren op een neutrale stimulus, bv. Ivan Pavlov met hond
operante conditionering: Vrijwillige respons wordt versterkt of verzwakt doordat die respons geassocieerd wordt met respectievelijk positieve of negatieve consequenties, bv. B.F. Skinner
John locke
empirisme: tabula rasa, iedereen kan alles worden
moderne leertheorie: hoe beïnvloed omgeving het individu:
associaties
imitatie
repetitie
beloning & straf
Bandura: sociaal cognitief leren:
aandacht
retentie
reproductie
motivatie
babydoll experiment: leren door observatie en imitatie
Het cognitief perspectief
Binet:
eerste intelligentietest
IQ= ML/KL x 100
achterstand is niet gelijk op elke leeftijd
Catell-Horn-Carroll:
vertrekken van een intelligentie factor = g
=> opgebouwd uit brede cog. vaardigheden => opgebouwd uit nauwe cog. vaardigheden
Gesell:
volgt de ontw v/h kind
Gesell developmental Schedules = eerste meetmethode voor ontwikkeling
Piaget: cognitieve ontwikkelingstheorie:
alle mensen doorlopen 4 fasen
menselijk denken is opgebouwd uit schema's
assimilatie en accommodatie
Rousseau:nativisme
kinderen geboren met potentieel en talenten die zich ontvouwen
maturatie
emile
Het systemisch perspectief
Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner:
Microsysteem: directe omgeving
meso: connecties tss ≠ microsystemen
exo: indirect bv: werkcontext ouders
macro: overkoepelende culturele invloeden
chrono: invloed verstrijken v/ tijd op de ontw.
=> benadrukt onderlinge samenhang tss ≠ invloeden op de ontw.
=> belang van algemeen culturele factoren
sociaal-culturele theorie van Vygotsky: ontwikkeling valt niet volledig te bestuderen als er geen rekening gehouden wordt met de cultuur
scaffolding:
1) kinderen krijgen ondersteuning bij het leren van een taak boven hun niveau
2) ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd
3) kunnen het zelfstandig
Het evolutionair perspectief
Darwin: natuurlijke selectie => een soort krijgt eigenschappen die aangepast zijn aan de omgeving
Lorenz: = aanhanger ethologische theorie:
interprenting: pasgeboren ganzen gaan zich hechten aan het eerste bewegende object dat ze zien na de geboorte
=> aandacht naar aangeboren genetische patronen
bekijkt ontw. vanuit een biologische invalshoek en probeert gedrag te identificeren dat het resultaat is v/d genetische erfenis v/ onze voorouders