Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Nederlands voornaamwoorden - Coggle Diagram
Nederlands voornaamwoorden
pers. vn:
vervangt een zelfstandig nw
onderwerp of een voorwerp (lv of mv)
als onderwerp:
ik, jij, je, u, hij, zij, het, wij, we, jullie, je, u, zij, ze
als voorwerp:
mij, me, jou, je, u, hem, haar, ze, het, ons, jullie, je, u, hen, hun, ze
bez. vn:
drukt een bezit uit
kan zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt worden
Zelfstandig:
mijne, jouwe, uwe, zijne, hare, onze, die/dat van jullie, hunne
Bijvoeglijk:
mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, je, uw, hun
aanw. vn:
wijst iets of iemand aan of verwijst ernaar
staat meestal voor een zelfstandig nw
het-woorden:
dit/dat
de-woorden:
deze/die
dichtbij:
dit/deze
veraf:
dat/die
zo'n, zulk, zulke, hetzelfde, degene
betr. vn:
hoort bij een zelfstandig nw
staat erachter
na het- woorden:
dat
na de-woorden:
die
wdk. vn
verwijst naar het onderwerp van de zin
kan je niet weglaten zonder dat de betekenis verandert
bij de inf. vindt je altijd
'zich'
zich schamen
ik -> me, jij/u -> je(zelf)/ zich(zelf), hij/zij )> zich(zelf), wij -> ons/onszelf, jullie/u -> je(zelf)/ zich(zelf), zij -> zich/zichzelf
wdkg. vn
verwijst naar een meervoudig onderwerp
zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt
bijvoeglijk:
eindigt meestal op -s
elkaar, mekaar, elkander
onbep. vn
we weten geen exacte hoeveelheid of over welke personen het gaan
men, iedereen, alles, iemand, niemand, niets, iets, verscheidene, sommige, voldoende
vr. vn
in het begin van de zin
andere woorden in het begin? -> bijwoorden
wie wat, welk(e), wat voor (een)