Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 18 → slagen - Coggle Diagram
Hoofdstuk 18 → slagen
Slag bij Gallipoli
(5 april 1915 tot 9 januari 1916)
Geallieerden & ANZAC vs Ottomaanse Rijk
Doel → Constantinopel innemen → Ottomaanse rijk tot overgave dwingen
Geallieerden probeerde door Dardanellen te breken→verhinderd door zeemijnen & artillerie v Ottomanen
April 1915 → landingsoperatie op Gallipoli v geallieerden
→stoten op hevig verzet OLV Mustafa Kemal
Geallieerden raken niet verder dan stranden door heuvelachtig terrein
Extreme verliezen aan beide kanten
Januari 1916 → georganiseerde terugtrekking geallieerden
Slag bij de Marne
(5 tot 12 september 1914)
Beslissende slag →De Slag bij de Marne was een cruciale confrontatie tussen Franse, Britse en Duitse legers tijdens de Eerste Wereldoorlog
Duitse opmars → Dankzij het Von Schlieffenplan rukte het Duitse leger snel op door België en Noord-Frankrijk en naderde Parijs.
Geallieerden trekken terug richting Parijs →Frankrijk mobiliseert meer troepen →verdedigen hoodstad → pert trein of taxi naar front gebracht
6 september 1914 →tegenaanval Fr&GB langs de Marne → Duitsers trekken terug
Geen grote overwinning, wel strategische betekenis
Duitse leger groef zich in op nieuwe posities → begin patstelling → loopgraven van Noordzee tot grens Zwitserland
Slag bij Passendaele
(31 juli – 10 november 1917)
AKA derde slag om Ieper
GB, CANA, en AUS tegen DL
Doel → Doorbraak van de Duitse linies en controle over de strategisch belangrijke stad Passendale.
Gebied veranderd in modderige hel door artillerie en weersomstandigheden → soldaten verdronken hier zelfs in
Ondanks inzet duizenden soldaten → weinig vooruitgang
Geallieerden namen Passendaele in → weinig strategische waarde
Eerste slag om Ieper
(19 oktober tot 22 november 1914)
Duitse opmars → Duitser trokken verder door Belgie
Strategisch risico →te dicht bij kust → kans op ingesloten geraken
Duitse strategie: De kust bereiken om de geallieerden af te snijden van versterkingen en bevoorrading.
Duitse regimenten, bestaande uit vrijwillige student-soldaten, naderden de omgeving van Ieper.
→Onervaren Duitsers VS échte Britse millitairen
Gevolg → BR hielden stand → doorgang tot kust voor DL verhinderd
Slag bij de Somme
Geallieerden wilde doorbraak forceren
Offensieve opstelling ter hoogte van Somme
Week lange artillerie beschietingen op Duitse stellingen → Duitster trokken terug in dug-outs
Aanval geallieerden werd ingezet → Duitsers in tegenaanval → Britten verliezen 30.000 manschappen
Gevolg → slopende en bloedige slag met minimale terreinwinst
De slag bij Tannenberg
(26 augustus tot 31 augustus 1914)
Duitsers → angst voor tweefrontenoorlog
Alle macht op westfront → veronderstelling trage mobilisatie Rusland
Veronderstelling fout → kleinere strijdmacht aan Oostfront
OLV Paul von Hindenburg en Erich Ludendorff → omsingelen Russen → Russen verliezen 120.000 manschappen
Slag bij Chemins des Dames
Doel van Fransen → einde maken aan stellingenoorlog
Hoopvolle instelling → overtuigd dat het niet kon mislukken
Eerste keer dat tanks werden ingezet → verliep niet zoals gepland → tanks liepen vast of waren te traag → doelwit voor artillerie
Ondanks tekortkomingen → grote ontwikkeling voor oorlogsvoering
Slag om Atlantische oceaan
(8 augustus – 20 oktober 1918)
Overkoepelende term voor verschillende gevechten
Grote zeeslagen → Zoals de Slag bij Jutland, waar traditionele zeeslagen werden uitgevochten.
Frequenter gebruik van onderzeeërs door Duisters
Britse kwetsbaarheid → Het Verenigd Koninkrijk, als eiland, was afhankelijk van de bevoorrading van voedsel en andere goederen, en de aanvallen op schepen brachten deze bevoorrading in gevaar.
Slag bij Verdun
(21 februari – december 1916)
Veel Fransen naar Somme → Duitsers trekken naar minder bemand Verdun
Langdurige strijd → grote verliezen
Doorschuigsysteem om verliezen te versprijden