Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Staats- en Bestuursrecht - Coggle Diagram
Staats- en Bestuursrecht
Trias politica
Bedacht door Montesquieu. Hij pleitte dat overheidstaken zoals wetgeving, bestuur en rechtspraak niet in de dezelfde hand moeten rusten
Montesquieu pleitte dan ook dat deze taken dienden te worden verdeeld in strikt onderling te onderscheiden onafhankelijke machten
Zal dus leiden tot een verdeling van het gezag over verschillende organen. Hierdoor ontstaat er een evenwicht door een systeem van checks and balances
Wetgevende macht
Bevoegd orgaan: Regering, Parlement
Functie:
Regering: Maken van wetten
Parlement: Controleren regering
Rechterlijke macht
Bevoegd orgaan: Rechters, OM
Functie:
Rechters, OM: Controleren uitvoerende macht
Rechters: De wet toepassen in het concrete geval
Uitvoerende macht
Bevoegd orgaan: Regering
Functie: Uitvoeren van wetten en beslissen over onderwerpen waar de wet niets over zegt
Staatsorganen
Een staat is een land met een onafhankelijk bestuur met gezag over de bevolking
Dit gezag is verdeeld over verschillende organen:
- Regering
- Kabinet
- Parlement (Staten-Generaal)
3. De Staten-Generaal
Bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Beide kamers vertegenwoordigen het volk (art. 50 Gw)
Personen met de Nederlandse nationaliteit en een leeftijd van min 18 jaar kunnen zich verkiesbaar stellen voor één van de kamers van de Staten-Generaal. Andere uitzonderingen zijn omschreven in art. 54 tot 57 Gw
Eerste Kamer
Wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten (art. 50 en 51 Gw)
Bestaat uit 75 leden en worden elke vier jaar verkozen door de Provinciale Staten. De Eerste Kamer controleert de wetgeving afkomstig van de Tweede Kamer op bijv te kijken naar de kwaliteit, rechtmatigheid en uitvoerbaarheid van de wetgeving
Tweede Kamer
Bestaat uit 150 leden (art. 51 lid 2 Gw) en worden rechtstreeks gekozen door Nederlanders van min 18 jaar (art. 54 lid 1 Gw)
Verkiezingen worden geregeld met (art. 59 Gw)
De leden behouden hun zetel voor 4 jaar
De Tweede Kamer is altijd bijeen, behalve op recesperiodes
Zodra de kamer verkozen is zal deze onafhankelijk zijn in haar regelingen. Deze onafhankelijkheid uit zich op verschillende manieren:
-
Parlementaire onschendbaarheid (art. 71 Gw)
Parlementsleden mogen niet worden vervolgd voor wat zei in de kamer hebben gezegd of hebben besproken in schriftelijke stukken
Behouden van zetel
Leden zijn niet verplicht hun zetel op te geven wanneer ze uit hun partij zijn gegaan of gezet
Controlemiddelen Tweede Kamer
1. Het inlichtingenrecht (art. 68 Gw)
2. Dertigledendebat (art. 12.7 RvO TK)
3. De openbare hoorzitting (art. 7.33 RvO)
4. De motie (art. 8.20 RvO TK)
5. Het recht van enquête (art. 70 Gw)
6. Het begrotingsrecht (art. 105 Gw)
7. Motie van wantrouwen
1. Het inlichtingenrecht
Ministers en staatssecretarissen zijn verplicht om informatie te verschaffen aan leden van beide Kamers, tenzij zij zich beroepen op het belang van de Staat
- Individueel vragenrecht: Alle leden van de Kamers kunnen zowel schriftelijke als mondelinge vragen stellen aan de regering
- Recht van interpellatie: Alle leden kunnen in debat gaan met een minister over een onderwerp dat nog niet op de agenda staat. Hiervoor moet wel toestemming worden verleend door de kamer. In de Tweede Kamer min 30 stemmen voor
2. Dertigledendebat
Indien dertig leden dit voorstel steunen zal er een debat plaatsvinden. Verschilt in procedure dus niet veel van het interpellatierecht
3. Openbare hoorzitting
Het parlement laat verschillende partijen en belanghebbenden aan het woord om hun mening te geven. Minister hoeft hierbij niet aanwezig te zijn
4. De motie
De kamerleden kunnen een motie indienen indien ze niet tevreden zijn over een antwoord van de minister. Hierin is opgenomen dat de kamer een antwoord of meer aandacht voor een bepaald onderwerp wilt.
De regering hoeft niet op dit verzoek in te gaan
5. Het recht van enquête
Wanneer een Kamer niet genoeg informatie heeft verkregen door middel van vragen/parlementair onderzoek, zal het recht van enquête kunnen worden verleend
Hiermee wordt een speciale commissie opgericht. Deze heeft te bevoegdheid tot het ondervragen van ministers/staatssecretarissen en om deskundigen/getuigen te horen. Iedere Nederlander is verplicht mee te werken aan dit onderzoek
6. Het begrotingsrecht
De Rijksbegroting moet elk jaar volgens de wet worden vastgesteld. Hierbij heeft de Kamer de mogelijk vragen te stellen aan de ministers
7. Motie van wantrouwen
Hierbij geeft de Tweede Kamer aan het vertrouwen in het kabinet te zijn kwijt geraakt, en dient het hele kabinet zijn ontslag aan te bieden bij de Koning.
Een minister ontslaan kan niet want dit gebeurd bij KB. Het dwingen tot het aanbieden van ontslag kan dus wel
Een Motie van afkeuring zal ertoe leiden dat de minister zelf kan besluiten tot het indienen van ontslag of niet
Kamerontbinding
Daarnaast heeft de Kamer de bevoegdheid bij Koninklijk Besluit één of beide Kamers van het parlement te ontbinden
Sprake van Kamerontbinding bij:
Vervroegde verkiezingen
Indien er een conflict is binnen de coalitie kunnen er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. Er zal dus worden gestemd voor een nieuwe Tweede Kamer
Het Kabinet wordt dan demissionair en de oude Kamer zal pas worden ontbonden op de eerste dag van de nieuwe Kamer
-
Fractie
Een politieke partij is een vereniging van mensen met ongeveer dezelfde politieke opvattingen
Politieke partijen die deelnemen aan de regering heten de coalitiepartijen
De partijen die hier buiten vallen heten de oppositiepartijen
Een fractie zijn dus alle leden van één politieke partijen in een vertegenwoordigend lichaam
1. Regering
Gevormd door de koning en ministers (art. 42 lid 1 Gw)
De ministers zullen gezamenlijk optreden
Beslissing door de regering is een Koninklijk Besluit (KB). Moet worden ondertekend door de Koning met een contraseign, hierbij moet ook om advies worden gevraagd bij de Raad van State. Vervolgens wordt het gepubliceerd in het Staatsblad
Koning
Is het Staatshoofd van het hele Koninkrijk der Nederlanden. Hij ondertekend wetten, maar zijn invloed is beperkt. Rol is voornamelijk van ceremoniële aard
De Koning is onschendbaar, vanwege de onschendbaarheid vastgelegd in (art. 42 Gw)
Troonopvolging wordt ook geregeld volgens de Grondwet
Ministers
Ministers worden benoemd/ontslagen volgende Koninklijk Besluit.
Ook de minister-president ondertekend deze. Hierdoor is deze verantwoordelijk voor het ontslaan/benoemen van hemzelf en andere ministers
Ook ministeries (ook wel departement genoemd) worden ingesteld bij KB. De minister is leidinggevende en verantwoordelijke van een ministerie (art. 44 Gw). Ook bestaan er ministers zonder ministerie. Dit is dan een minister zonder portefeuille
Ministerraad
Ministers vergadering wekelijks in de ministerraad. De voorzitter van de ministerraad is de minister-president. De raad heeft ook een eigen Reglement van Orde:
Gecompliceerde onderwerpen worden met de betrokken ministers en eventuele deskundigen, eerst besproken in een onderraad
Ministeriële commissies kunnen ook worden gevormd maar deze zijn tijdelijk.
De minister-president
Taken:
- Woordvoerder van het kabinet
- Lid van de Europese Raad
- Hoofd van het ministerie van Algemene zaken
- Voorzitter van de ministerraad en de onderraad
2. Het kabinet
Bestaat uit de ministers en hun staatssecretarissen. Zij hebben de taak het land te besturen en het beleid uit te voeren
Na de verkiezingen of de val van een kabinet vind de kabinetsformatie plaats. Het doel hierbij is tot het komen van een meerderheid in de kamer, en het voeren van gezamenlijk beleid
Het vormen van een kabinet begint met het aanwijzen van een informateur (zal onderzoek doen naar mogelijkheden van het vormen van een kabinet) en een formateur(zal de opdracht krijgen tot het vormen van een kabinet) door de Tweede Kamer. Pas hierna zal worden gekeken welke partijen ministers/staatssecretarissen zal leveren
Het kabinet kan op verschillende manieren worden gevormd:
Parlementair meerderheidskabinet
Bij de formatie is een kabinet gevormd met een meerderheid in de Tweede Kamer. De hoofdlijnen van de beoogde beleid zal zijn vastgelegd in het regeerakkoord
Minderheidskabinet
De coalitiepartijen hebben geen meerderheid in de Tweede Kamer. Beleid voeren zal moeilijk zijn zonder een meerderheid in de kamer
Extraparlementair kabinet
Er is geen regeerakkoord tussen de partijen vastgesteld. Wel is een regeringsprogramma (een lijst met beleid dat het kabinet tot uitvoering denkt te brengen) opgesteld.
Demissionair kabinet
Indien ontslag bij de Koning is ingediend, maar deze nog niet is verleend is er sprake van een demissionair kabinet. Alleen lopende zaken mogen nog worden afgehandeld
Staatssecretarissen
Ondersteunt de minister. Krijgt een specifiek beleidsterrein onder de hoede. Maar de minister blijft medeverantwoordelijk
Kan ook de minister vervangen bij de ministerraad, maar heeft dan geen stemrecht. Kan dus als ad interim minister optreden indien de minister tijdelijk zijn taak niet kan vervullen. Ad interim kan ook worden vervult door een collega minister
De staatssecretaris moet zijn ontslag indienen als de minister aftreedt of als er geen vertrouwen meer is
-
Bronnen van het staatsrecht
- De Grondwet
- Gewoonterechtelijke regels
- Aantal geschreven regelingen
Aantal geschreven regelingen
- Organieke wetten
Wetten waarvan de Grondwet zegt dat zij gemaakt moeten worden en materie te regelen
- Verdragen
Bijv EVRM. Is een belangrijke bron van staatsrecht
- Reglement van Orde voor de Eerste Kamer, Tweede Kamer en ministerraad
Grondregels van het staatsrecht, het democratieprincipe
Twee grondregels
- Het legaliteitsbeginsel
- Verantwoordings- en controleplicht
1. Het legaliteitsbeginsel
De grondregel dat geen orgaan een bevoegdheid kan hebben die niet op de Grondwet of de wet berust. Elk besluit moet dus een grondslag hebben in de wet. Door deze grondslag is ook de inbreng van het volk te zienDeze grondslag is vastgelegd in de Awb (Algemene wet bestuursrecht)
Awb bevorderd:
- De rechtszekerheid: bestuur mag alleen optreden op basis van vooraf vast te stellen regels, die ook bekend zijn bij burgers
- Rechtsgelijkheid: deze regels worden voor iedereen gelijk toegepast
Dwingend optreden
Indien de overheid dwingend optreedt, dan is een grondslag in de wet in formele zin of Grondwet vereist
Presterend optreden (subsidies, uitkeringen, vergunningen)
Grondslag in wetgeving ook nodig
2. Verantwoordings- en controleplicht
Houdt in dat niemand een bevoegdheidkan uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat hierover controle is
Verantwoordingsplicht
De regering is verplicht tot verantwoording van hun daden aan de Staten-Generaal. Dit controleert het optreden van het bestuur, en voorkomt daarmee machtsmisbruik
Controleplicht
De Staten-Generaal dient de regering te controleren en hiermee machtsmisbruik te voorkomen
-
Soorten regelgeving
Alle juridisch bindende regels, wetten, besluiten en verordeningen waaraan zowel burgers als overheidsinstanties zich moeten houden.
WIFZ (wetten in formele zin)
Worden gemaakt door een gezamelijk besluit van de regering en de Staten-Generaal (art. 81-88 Gw)
Het recht van initiatief ligt bij drie instanties: de regering, de Tweede Kamer en de verenigde vergadering
WIMZ (wetten in de materiële zin)
Wetten die afkomstig zijn van een lager overheidsorgaan dat bevoegd is tot het maken van regels
Bijv:
- Gemeentes en provincies: verordeningen
- De regering: AMvB (Algemene Maatregelen van Bestuur)
- Individuele ministers: ministeriële regelingen
WIMZ moeten aan de volgende eisen voldoen
- De wet heeft een algemeen karakter
Moet dus niet te herleiden zijn tot individuen
- De wet is voor herhaalde toepassing vatbaar onder dezelfde bepaling
- De wet heeft een verbindend karakter
Dus kan zorgen voor een rechtsgevolg. Is opgesteld door een bevoegd rechtsorgaan
- Bestemd op buiten het bestuur om te werken
-
AVV (Algemeen Verbindend Voorschrift)
WIMZ of WIFZ met algemene regels voor de burgers
Kenmerken:
- Niet gericht tot bepaalde rechtspersonen
- Externe werking
Regels werken dus op personen buiten het orgaan dat de regels heeft gesteld
- Herhaaldelijk toepasbaar
Bevoegd:
-
-
-
-
Koninklijk Besluit
Een besluit van de regering zonder dat het parlement hierbij betrokken is
De KB moet altijd worden ondertekend door een minister of staatssecretaris, én de Koning met een contraseign en dit moet wegens ministeriële verantwoordelijkheid
-
Klein KB
Benoeming/ontslag hoge functionarissen, naturalisatiebesluiten, gratiebesluiten
LET OP; is nooit een AVV
Advies aan de Raad van State, overleg in de ministerraad is dan ook niet nodig. Klein koninklijk besluit wordt in de Staatscourant bekendgemaakt
Normaal en zelfstandig KB
De meeste KB's hebben hun grondslag in WIFZ
Zo niet dan wordt er gesproken van een zelfstandig KB. Dit gaat echter zelden over AVV's, maar vaker over gratie verlenen, benoemingen etc
AMvB kan dan ook geen zelfstandig KB zijn
Voorhangprocedure
In sommige gevallen kunnen de Staten-Generaal, via de wet, verlangen dat een KB eerst wordt goedgekeurd door de Staten-Generaal
Decentralisatie
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dit houdt in dat het bestuur in Nederland op verschillende niveaus wordt uitgeoefend; gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau
Drie gedecentraliseerde overheden worden onderscheiden:
- Provincie
- Gemeente
- Waterschappen
Technisch geen hiërarchie, in de praktijk wel
De spreiding van bevoegdheden zorgt ervoor dat de bevoegdheden dichter bij de inwoners liggen
Vormgeving van decentralisaties
- Territoriaal
Het grondgebied van wetgeving en bestuur
- Functioneel
De bevoegdheden tot regeling en bestuur zijn opgedeeld aan verschillende organen van publiekrechtelijk bestuur
- Tussenvorm
Een beperkt territoriaal gebied; de waterschappen
-
-
-
Gemeente
De belangrijkste organen van de gemeente zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester
Elk van deze organen kan door de Gemeentewet of krachtens een andere wet taken en bevoegdheden toebedeeld krijgen
Gemeenteraad
Wordt elke vier jaar gekozen
Het aantal raadsleden verschilt voor de grootte van de gemeente (art. 8 Gemw) en is oneven om gemakkelijker tot een beslissing te komen
Verschillende taken volgens (art. 147 Gemw)
-
-
Controleren van het College van B&W
Het college gaat met het door de raad bepaalde beleid aan de slag. Gemeenteraad blijft verantwoordelijk
Opstellen van verordeningen
De raad stemt over gemeentelijke verordeningen (art. 147 Gemw) en algemene plaatselijke verordeningen (art. 149 Gemw)
Gemeentelijke verordeningen
Een AVV dat is vastgesteld door de gemeenteraad
De gemeenteraad mag alleen verordeningen opstellen die in het belang zijn van de gemeente
De autonome taak is verdeeld in drie grenzen:
1. Zijgrens
Kan alleen verordeningen opstellen over eigen grondgebied
2. Bovengrens
Verordeningen mogen niet in strijd zijn met het beleid van de rijksoverheid of de provincie
3. Ondergrens
De verordening mag niet onnodig ingrijpen in de private sfeer. Dus kunnen niet bijzondere belangen van burgers raken
Algemeen Plaatselijke Verordeningen (APV)
Ook een gemeentelijke AVV die zich richt op de openbare veiligheid en orde
Het college van burgemeester en wethouders
Verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de gemeente (art. 160 Gemw)
Het college wordt gekozen door de gemeenteraad en is afhankelijk van de grootte van de coalitie, met een maximum gesteld in Art. 36 Gemw
In het college is er sprake van collegiaal bestuur. Dat betekent dat alle leden even belangrijk zijn
Het college voert ook wetten van de provincie en het Rijk uit
Daarnaast hebben zij de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom (art. 125 Gemw). Dit is een dwangmiddel dat een bestuursorgaan heeft om burgers een onrechtmatige situatie te laten herstellen of voorkomen
Wethouders
Zijn te vergelijken met ministers in een ministerraad. Wethouders spreken dus ook met één mond. Ze hebben hun eigen portefeuille en ze zijn verbonden aan een politiek partij. Bij de gemeenteraadsverkiezingen wordt door de politieke partijen uitonderhandeld welke partijen welke wethouders gaan leveren
Benoemd en ontslagen door de gemeenteraad. Ook moeten ze voldoen aan de vertrouwensregel
Wet dualisering gemeentebestuur houdt in dat wethouders geen deel meer mogen uitmaken van de gemeenteraad
Burgemeester
Taken zijn deels afhankelijk van hoe de portefeuilles van wethouders zijn verdeeld
President van het college/gemeente
Extra bevoegdheden
Zie burgemeester
Burgemeester
Taken zijn deels afhankelijk van hoe de portefeuilles van wethouders zijn verdeeld
Ook heeft hij een aantal bevoegdheden (art. 170 e.v. Gemw)
- Is voorzitter van het College van B&W en voorzitter van de gemeenteraad. In het college heeft hij stemrecht maar in de gemeenteraad niet. Verder bevordert hij de eenheid van het beleid van het college
- Woordvoerder van de gemeente
- Bevordert burgerparticipatie en de samenwerking met andere gemeenten
- Hij is verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Hij heeft hiertoe lichte bevoegdheden en zware bevoegdheden tot zijn beschikking (art. 170-180 Gemw)
De burgemeester wordt volgens de procedure in Art. 61 Gemw benoemd voor een periode van zes jaar door middel van een KB. Termijn is langer dan 4 jaar want de burgemeester staat los van de politiek. In feite houdt de commissaris van de koning zich bezig met het benoemen van burgemeesters
Verantwoordings- en controleplicht binnen de gemeente
Wethouders en burgemeester zijn afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Ze hebben ook een inlichtingenplicht
De gemeenteraad kan een wethouder ontslaan bij een gebrek aan vertrouwen. Een burgemeester kan alleen maar ontslagen worden bij KB. De raad kan wel een aanbeveling tot ontslag indienen bij de koning
-
Hiërarchie wetgeving
- Internationaal recht (verdragen)
- Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
- Grondwet
- Wet in formele zin
- AMvB
- Klein koninklijk besluit
- Ministeriële regeling
- Verordeningen
2. Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
Regelt de verhoudingen tussen landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland, Aruba, Curaçao, en Sint-Maarten)
Het valt te beschouwen als een overkoepelende Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden
Bestuursrechtspraak
Een gevolg van de Awb is dat een groot deel van de bestuursrechtspraak bij de rechterlijke macht is geconcentreerd
Niet alle organen die recht kunnen spreken behoren tot de rechterlijke macht
Een rechter is onafhankelijk van de staat om de burger te beschermen. Hierdoor heeft de rechter geen ander gezag dan het recht. Onafhankelijkheid van de rechtspraak is gewaarborgd door de benoeming voor het leven
Rechters buiten de rechterlijke macht
Zaken over hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken worden in het algemeen nog behandeld door administratieve rechters die niet toebehoren tot de rechterlijke macht, maar vallen onder de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rechterlijke macht
Art. 116 lid 1 Gw bepaalt welke gerechten er tot de rechterlijke macht behoren. Rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad behoren tot de rechtelijke macht (art. 2 Wet R.o.)
De belangrijkste ambtenaren van de gerechten worden in (art. 1 Wet R.o.) aangeduid als rechterlijke ambtenaren
Controle van de rechter op de wetgeving
De wetgever moet binnen de Grondwet en internationale verdragen blijven
Verdragen, de grondwet, en de wet beperken de bevoegdheden van de regering
Provinciale verordeningen kunnen op hun beurt de bevoegdheden van de gemeentes inperkenVolgens art. 120 Gw kent Nederland een toetsingsverbod. Dit houdt in dat de rechter wetten in de formele zin en verdragen niet mag toetsen aan de Grondwet
De gedachte hierachter is dat de regering en Staten-Generaal zelf voor rechtseenheid moeten zorgen. Anders is er te veel macht voor de rechtsprekende machtWel mag de rechter toetsen of de wetgeving rechtmatig tot stand is gekomen volgens aan twee vragen:
- Kan uit de handelingen van de Kamers worden geleid dat ze het wetsvoorstel hebben aangenomen
- Kan uit de bekendmaking in het Staatsblad worden opgemaakt dat de koning het wetsvoorstel heeft bekrachtigd
De rechter zal een wet dan moeten toepassen. Ook al gaat deze tegen de Grondwet in
Beroep bij de bestuursrechter
Procedure loopt als volgt: voorprocedure-beroep-hoger beroep
Art. 8 Awb regelt de bevoegdheid van rechter en beroepenDe absolute competentie (art. 8:6 Awb) regelt welk soort rechter bevoegd is tot het behandelen van de zaakDe relatieve competentie (art. 8:7 Awb) regelt welke rechtbank geografisch gezien bevoegd is tot het behandelen van de zaak
Kan op twee manieren worden bepaald:
- Volgens art. 8:7 lid 1 Awb is de plaats waar de zetel (waar het bestuur is gevestigd
van het bestuursorgaan die het aangevochten besluit heeft genomen
- Volgens art. 8:7 lid 2 Awb is de woonplaats van de indiener van het beroepschrift bepalend voor het kiezen van de rechtbank, indien het beroep wordt ingesteld tegen een "ander" bestuursorgaan (bijvoorbeeld een b-orgaan)
Uitzondering!
In het geval dat voor een rechterlijke beoordeling speciale expertise nodig, heeft de wetgever bepaalt dat dan één specifieke rechtbank is bevoegd (art. 8:7 lid 3 Awb). Bijv in de Vreemdelingenwet
Het bijzonder bestuursrecht in eerste en enige aanleg
Het bijzondere bestuursrecht richt zich op een bepaald onderdeel van het bestuursrecht. Het omvat onderwerpen die in speciale bestuursrechtelijke wetten worden geregeld. Zie (art. 9, 10 en 11 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Bij bijzonder bestuursrecht gaan partijen met hun geschil niet naar de rechtbank, maar direct naar één van de colleges (art. 8:6 lid 1 Awb)
Eerst zal er dan wel voldaan moeten worden aan de voorprocedure
Zowel een belanghebbende als het bestuursorgaan is bevoegd hoger beroep in te stellen
Herziening van een uitspraak is mogelijk volgens art. 8:119 Awb indien er nieuwe gebleken feiten na de uitspraak aan het licht komen die de uitspraak dermate onacceptabel maken
Voorprocedure
Bezwaar of administratief beroep
Bewaarschriftprocedure: De belanghebbende cient een bezwaar in bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen om het te heroverwegen
Administratief beroep: Beroep wordt gedaan bij een ander orgaan bevoegd om het besluit te heroverwegen
-
Procedure beroep bij bestuursrechter
- Griffie
- Het vooronderzoek
- De zitting
- Eventueel na-onderzoek
- Uitspraak
1. Griffie
Het beroep begint met de indiening van een beroepschrift bij de griffie (het secretariaat) van het bevoegde gerecht. Deze ontvangt het beroep en controleert het
Meestal wordt met een vereenvoudigde behandeling doorgestuurd naar de bevoegde rechter (art. 6:15 Awb)
Als alles in orde is wordt in het kader van het vooronderzoek een dossier opgebouwd
Beoordeling van het beroepschrift
Art. 8:69 Awb is van groot belang voor de beoordeling van het beroepschrift
Wordt hieronder onleed:
- Het is de taak van de eiser om een beroepsgrond te formuleren, waarin hij aangeeft wat er mis is met het besluit. De rechter velt hierover een oordeel
- De partijen hoeven bij het formuleren van hun beroepsgronden niet aan te geven welke rechtsregel zijn geschonden. De rechter zoekt de rechtsregel en past deze toe
- In tegenstelling tot het privaatrecht is de bestuursrechter niet beperkt door de door partijen gestelde feiten. Ook niet gestelde feiten mag de rechter meewegen in het proces
Lid 2 en 3 hebben betrekking op de ambtshalve toetsing van de bestuursrechter. Dit houdt in dat de rechter zelfstandig zonder inmenging toetst
Toetsing bestuursrechter
- Toetsing ex tunc: Rechter beoordeelt met de feiten zoals deze waren toen het besluit werd genomen
- Toetsing ex nunc: Rechter beoordeelt met de feiten zoals deze nu zijn
De rechtelijke beslissing op beroepschrift
Art. 8:70 Awb bepaalt dat er een aantal mogelijkheden zijn met betrekking tot de uitspraak van de bestuursrechter
Onbevoegdheidsverklaring
De rechter is absoluut onbevoegd indien een beroep is ingesteld tegen een private rechtshandeling, beleidsregel of een avv (art. 8:3 e.v. Awb)
De rechtbank is relatief onbevoegd indien het buiten haar territoriale competentie valt (art. 8:7 Awb). Het beroepschrift moet bij onbevoegdheid zo snel mogelijk worden doorgestuurd. Ook wel de doorzendplicht genoemd (art. 6:15 Awb)
Niet-ontvankelijkverklaring
De rechter velt geen oordeel over de zaak indien niet is voldaan aan de vereisten van bezwaar/beroep (art. 6:6 Awb)
Behandeling rechter
Indien de bovenste voldoen zal de rechter de zaak in behandeling nemen
Er zijn dan twee mogelijke uitspraken:
Ongegrondverklaring
Het beroep wordt ongegrond verklaard indien de rechter tot de conclusie komt dat de eiser geen goede argumenten heeft aangedragen dat het besluit tegen rechtsregels en rechtsbeginselen is genomen
Het besluit blijft in stand
Gegrondverklaring
Het beroep wordt gegrond verklaard, indien de rechter tot de conclusie in gekomen dat het bestuursorgaan rechtsregels heeft geschonden toen deze het besluit nam
Definitieve geschilbeslechting
Art. 8:41a Awb geeft de rechter de wettelijke opdracht om geschillen zo veel mogelijk definitief te beslechten. Daarmee kan de rechten zelfs een besluit vernietigen
De bestuurlijke lus geeft het bestuur de mogelijkheid om een gebrek in het besluit te herstellen
2. Het vooronderzoek
Tijdens het vooronderzoek wordt een procesdossier opgesteld. Het betreffende orgaan wordt op de hoogte gesteld en verzocht relevante stukken in te zenden, inclusief het weerschrift waarin het besluit wordt verdedigd (art. 8:42 Awb)
Ook kan de rechter zelf een vooronderzoek instellen met getuigen en deskundigen horen etc.
3. De zitting
De rechter kan op grond van art. 8:57 Awb besluiten dat de zitting of het vooronderzoek niet nodig is, met de instemming van andere partijen
4. Eventueel na-onderzoek
Indien de bestuursrechter van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan hij het onderzoek heropenen (art. 8:68 Awb)
5. Uitspraak
De rechter kan direct mondeling een uitspraak doen (art. 8:67 Awb) of schriftelijk een uitspraak doen binnen zes weken
Versnelde beroepsprocedure
De rechter kan een procedure van versnelde handelingen volgen indien dit nodig is bij spoedeisende gevallen
Het enige verschil is dat er kortere termijnen gelden voor het verrichten van verschillende proceshandelingen
Vereenvoudigde beroepsprocedure
Wanneer de rechter onbetwistbaar duidelijk heeft wat zijn oordeel moet zijn zal geen zitting plaats hoeven te vinden (art. 8:54 Awb)
Colleges
ABRvS
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Volgens art. 8:105 lid 1 Awb wordt hoger beroep in beginsel bij haar ingesteld
Hoger beroep CRvB
Centrale Raad van Beroep
De hoger beroepsinstantie voor alle wetten op het gebied van sociale zekerheid en ambtenarenzaken
Bevoegdheden geregeld in art. 8:105 lid 1 Awb en art. 9 en 10 Bevoegdheidsregelingen bestuursrechtspraak
Hoger beroep CBb
College van Beroep voor het bedrijfsleven
De hoger beroepsinstantie op het gebied van economisch bestuursrecht
Bevoegdheden in art. 8:105 lid 1 Awb en art. 11 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Rechtseenheid waarborgen in de bestuursrechtspraak
Doordat het bestuursrechtspraak uit verschillende colleges bestaat, is dat een gevaar voor de rechtseenheid
Hiervoor zijn twee oplossingen:
- Volgens art. 8:10 lid 4 Awb kan de hoogste rechter de zaak doorverwijzen naar de grote kamer. Deze bestaat uit leden van de ABRvS, de CRvB, het CBb en de Hoge Raad
- Een advocaat-generaal kan om advies worden gevraagd (art. 8:12a Awb). Hij geeft advies die de uniformiteit van het recht nastreeft
Bevoegdheid
Overdragen bevoegdheden
Decentralisatie en delegatie (art. 10:13-10:17 Awb)
Betekent het overdragen van door een bestuursorgaan van zijn (krachtens attributie verkregen) bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander bestuursorgaan, dat deze vervolgens onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert
Voor delegatie is een wettelijke grondslag vereist
In een wetsartikel staat dat "bij of krachtens of "de wet regelt". Als dit in het wetsartikel vermeld staat is delegatie en subdelegatie toegestaan.
Van subdelegatie is sprake als een gedelegeerde bevoegdheid verder delegeert aan een ander orgaan
Er wordt dan gesproken van de delegans en de delegataris
Dus; een bestuursorgaan draagt een bestaande bevoegdheid over aan een ander orgaan, dat deze bevoegdheid zelfstandig uitvoert en verantwoordelijk is
Delegans
Het oorspronkelijke bevoegde orgaan. Deze is zelf de bevoegdheid kwijt zodra deze is gedelegeerd
Delegatie aan ondergeschikten is niet toegestaan
Delegataris
Het orgaan dat de bevoegdheid heeft verkregen. Voorwaardelijke delegatie is mogelijk waardoor er nog wel aanwijzingen kunnen worden gegeven
Ook is het orgaan verplicht informatie te verschaffen
Delegatieterminologie Grondwet
De bevoegdheid tot delegatie (overdragen van taken) is in de Grondwet als volgt bepaald:
- "Bij of krachtens de wet": delegatie toegestaan
- "Regels", "regelt", "stelt regels","geregeld": delegatie toegestaan
- "Uit kracht van de wet": delegatie terughoudend toegestaan
- "Bij de wet", "de wet stelt vast": delegatie niet toegestaan
Als de Grondwet delegatie toestaat, dan is het alsnog aan de formele wetgever om te bepalen in hoeverre en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden
Deconcentratie
Bevoegdheden worden niet overgedragen aan een openbaar lichaam maar aan een individuele functionaris. Deze specifieke ambtenaar als lager orgaan is verantwoording verschuldigd aan het hogere orgaan
Kan worden toegekend door:
Attributie
Het verkrijgen van bevoegdheden (art. 10:22 Awb). De wetgever creëert dan een voorheen nog niet bestaande bevoegdheid en kent deze toe aan een bestuursorgaan
Bevoegdheden tot het vaststellen van AVV's mogen alleen door de formele wetgever worden geattribueerd. Bestuursbevoegdheden kunnen ook worden geattribueerd door lagere wetgevers
Het orgaan is ook zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de bevoegdheid
Dus; wetgever kent een nieuwe bevoegdheid toe aan een orgaan
Mandaat
De bevoegdheid om in naam van een ander te handelen. Bestuursorganen hebben de bevoegdheid om mandaat te verlenen (art. 10:1-12 Awb)
Een ambtenaar krijgt dan de bevoegdheid om in naam van dat orgaan een besluit te nemen. Orgaan is dan ook verantwoordelijk
Dus; het bestuursorgaan draagt de bevoegdheid niet over maar geeft een functionaris de bevoegdheid om namens het orgaan uit te voeren
Grondrechten
Fundamentele vrijheden en rechten waar men dagelijks mee te maken heeft
Vallen te onderscheiden in twee soorten:
Het onderscheid is niet altijd strikt te maken
Klassieke grondrechten
Garanderen de staatsvrije sfeer, waardoor burgers zonder overheidsinmenging van bepaalde vrijheden gebruik kunnen maken. Deze subjectieve rechten verplichten de overheid zich te onthouden van inmenging
Zijn juridische bindend
Zijn gericht op overheidsonthouding en dus een passieve overheid
Deze grondrechten zijn ook voor de rechter afdwingbaar
Sociale grondrechten
Garanderen dat mensen in de samenleving een menswaardig bestaan op kunnen bouwen. Zij creëren voor de burger een aanspraak op het handelen door de overheid
Zijn gericht op overheidshandelen en dus een actieve overheid. Sociale grondrechten bestaan dan ook uit de economische, sociale en culturele rechten. Het zijn een soort opdrachten aan de overheid
Deze rechten zijn dan ook niet afdwingbaar
Bronnen van grondrechten
- Grondwet
- Verdragen
Het hebben van zowel nationale als internationale grondrechten te hebben voor de rechtszekerheid. Ook vullen deze elkaar aan
Grondwet
Klassieke grondrechten staan in hoofdstuk 1 omdat deze juridisch bindend zijn. Sociale grondrechten zijn beschreven in latere hoofdstukken
-
Dragers van grondrechten
Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn drager van grondrechten
Bij sommige kunnen alleen natuurlijke personen drager zijn
Verticale werking van grondrechten heeft betrekking op de verhouding tussen burgers en de overheid
Horizontale werking van grondrechten heeft betrekking op de verhouding tussen burgers of privaatrechtelijke organisaties onderling
De reikwijdte van grondrechten zijn beschermd door een rechtsnorm
De overheid is altijd gebonden aan de grondrechten
Indien grondrechten in conflict zijn zal de rechter afwegen welk grondrecht belangrijker is, en welke hier het beste van toepassing is
Beperken van grondrechten
Van beperking is sprake indien de overheid de mogelijkheid heeft een recht of vrijheid te beperken
Stappenplan:
1. Is het beroep op het grondrecht terecht?
Oftewel, valt het onder de reikwijdte van het grondrecht?
2. Is er sprake van een beperkingsmogelijkheid?
Oftewel is er sprake van een competentie-, procedure- en/of doelvoorschrift?
3. Is de beperking legitiem uitgevoerd?
Schending
Van schending is sprake indien overheidshandelen een niet-legitieme inmenging is van een grondrecht
Beperking grondrechten in de Grondwet
Van beperking is sprake indien overheidshandelen een legitieme inmenging is van een grondrechtBeperking van de grondwet is toegestaan indien:
- Competentievoorschriften bepalen wie de bevoegdheid heeft om een grondwet te beperken
- Procedurevoorschriften bepalen aan welke procedure moet zijn voldaan om een grondwet te beperken
- Doelvoorschriften bepalen onder welke omstandigheden een grondwet mag worden gebruikt
Beperking zijn alleen aanvaardbaar indien zij specifiek zijn gericht op een bepaald grondrecht en een wettelijke grondslag hebben in een wet in formele zin
Competentievoorschriften
Het competentievoorschrift bepaalt welk orgaan bevoegd is om een beperking op te leggen
Procedurevoorschriften
Procedurevoorschriften bepalen hoe de beperking tot stand moet komen en welke waarborgen er zijn bij de besluitvorming
Doelvoorschriften
Een beperking van een grondrecht mag alleen plaatsvinden als dit een legitiem doel dient dat is vastgelegd in de wet of Grondwet
Onderscheid beperkingen
Onderscheid wordt gemaakt tussen beperken van grondrechten:
- Bijzondere beperkingen
Zijn met oog op het beperken van de grondrechten zelf opgesteld
- Algemene beperkingen
Hadden niet de beperking van een bepaald grondrecht op het oog
Beperking van grondrechten in het EVRM
Beperking van de grondrechten (art. 8-11 EVRM) is toegestaan indien er sprake is van alle onder genoemde voorwaarden:
- Voorzien bij de wet
LET OP: in dit geval betekend het niet alleen de wet in formele zin
- Legitiem doel
Beperking moet gericht zijn op een legitiem doel zoals nationale veiligheid, openbare veiligheid etc.
- Dient noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving
Noodzakelijkheidstoets:
- Dingende maatschappelijke behoefte
- Proportionaliteit
- Subsidiariteit
- Evenredigheid
Bescherming van de grondrechten door het EHRM
Het EHRM heeft een aantal belangrijke artikelen als het aankomt op de bescherming van de grondrechten:
- Art. 33 EVRM: Lidstaten kunnen een klacht indienen wegens schending van het verdrag door andere lidstaten
- Art. 34 EVRM: Burgers die beweren slachtoffer te zijn van schending van een van de verdragsluitende partijen in het verdrag, kunnen een klacht indienen bij het hof
- Art. 35 EVRM: Burgers kunnen een klacht tegen de staat indienen als ze denken dat de staat hun mensenrechten heeft geschonden
- Art. 46 lid 1 EVRM: De einduitspraak is bindend voor alle staten die daarbij partij zijn
Art. 35 EVRM
Aanklacht moet eerst aan de volgende voorwaarden voldoen om ontvankelijk te zijn:
- De klager heeft alle nationale rechtsmiddelen gebruikt. In Nederland betekent dit dat de klager heeft geprocedeerd tot de Hoge Raad of de Raad van State
- De klacht moet binnen een termijn van zes maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing zijn ingediend
- De klager moet persoonlijk en direct het slachtoffer zijn van een schending van een fundamenteel recht dat is vastgelegd in het EVRM
- De klacht moet gericht zijn tegen een publieke instantie. Klachten tegen personen of particuliere organisaties worden niet aangenomen
Rechtssubjecten
Een rechtssubject is een drager van subjectieve rechten en plichten
Twee soorten rechtssubjecten:
1. Natuurlijke personen
Echt mens
2. Rechtspersonen
Hebben eerst een juridische constructie nodig om zelfstandig aan het rechtsverkeer deel te kunnen nemen
Drie soorten rechtspersonen:
- Krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen
Volgens de Grondwet hun bevoegdheid verleend. Bijv de Staat, de gemeente en de provincie
- Krachtens privaatrecht
Ontlenen hun bevoegdheid aan privaatrechtelijk handelen. Bijv de bv, nv, stichting, vereniging, etc
- Kerkgenootschappen
De doorwerking van EU-recht in de nationale rechtsorde
Volgens de traditionele opvatting van het internationale recht behouden staten hun autonomie en soevereiniteit
Zij moeten echter rekening houden met de verplichtingen van internationale verdragen. Het is echter aan de staten zelf om te bepalen in hoeverre verdragen doorwerken in de nationale rechtsorde
In de eerste instantie ook de intentie van het Unierecht. Lidstaten zouden de inhoud van het verdrag kunnen wijzigen, en de lidstaat zou afzonderlijk kunnen bepalen in hoeverre het recht doorwerking kon vinden in de nationale rechtsorde
Costa/ENEL-arrest
In dit arrest werd gesteld dat het Unierecht, zolang deze nauwkeurig en onvoorwaardelijk is, rechtstreeks doorwerkt in de nationale rechtsorde en voorrang heeft op nationaal recht (ook de Grondwet)
Rusttijden-arrest
In dit arrest bleek ook dat art. 93 en 94 Gw niet van toepassing zijn op de doorwerking van het Europees recht en dat het Unierecht onafhankelijk doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde
De EU heeft uitsluitend de bevoegdheden die zijn toegekend in verdragen. Kan deze ook niet uitbreiden zonder verder instemming in verdragen
Doorwerking opvattingen
Staten mogen zelf bepalen op welke manier zij de internationale wetgeving door laten werken in de nationale rechtsorde
Twee opvattingen:
- Dualistische opvatting
- Monistische opvatting
Dualistische opvatting
Internationale verdragen worden binnen de nationale staat niet als directe rechtsbron erkend
Centraal staat dat verdragen een overeenkomst tussen staten is en de burger daar niet direct aan kan worden gebonden
Afspraken moeten eerst worden omgezet in nationale wetgeving. Dit worden transformatiewetten genoemd
Monistische opvatting
Internationale verdragen worden binnen de nationale staat als directe rechtsbron erkend
Nationale wetgeving is dan ook ondergeschikt aan internationale wetgeving
Verdragsbepalingen worden dus rechtstreeks gezien als rechten en plichten in de nationale rechtsorde, zonder eerst gebruik te moeten maken van transformatiewetten
Monisme stelt dus dat een verdrag een directe interne werking heeft
Doorwerking in Nederland
Nederlandse staatsrecht volgt het gematigd monisme
In art. 93 en 94 Gw is namelijk opgenomen dat de binding voor burgers alleen rechtstreeks kan ontstaan als er sprake is van een "eenieder verbindende" verdragsbepaling
Alleen dan kunnen burgers rechtstreeks rechten en plichten opgelegd krijgen
Voor verdragsbepalingen die niet eenieder verbindend zijn is het wel vereist dat deze eerst worden uitgewerkt in de nationale wetgeving
Art 93 Gw bepaalt dat eenieder verbindende bepalingen een verbindende kracht hebben nadat deze zijn bekendgemaakt
Art 94 Gw voegt daaraan toe dat nationale wettelijke bepalingen geen toepassing meer vinden, indien toepassing niet verenigbaar is met eenieder verbindende bepalingen van verdragen
Eenieder verbindend of niet?
Indien het onduidelijk is of een bepaling eenieder verbindend is, dan moet de rechter hierover oordelen
Indien het onduidelijk is kijkt de rechter naar wat met de tekst of totstandkomingsgeschiedenis is beoogd. Er zal worden gekeken of deze onvoorwaardelijk (zo geformuleerd dat deze zonder verdere voorwaarden of beperkingen kan worden toegepast) en voldoende nauwkeurig om deze in de internationale rechtsorde als objectief recht te worden beschouwd
De Europese Unie
De EU is een supranationale unie met 27 lidstaten en als doel de stabiliteit en vrede te bevorderen. De gedachte was om dit te doen door middel van economische samenwerking en het wegnemen van belemmeringen voor het economisch verkeer tussen lidstaten
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) vormen de basis van het primaire Europese Unierecht
In het VEU staan de waarden waar de Europese Unie en alle lidstaten zich aan moeten houden
In het VwEU staan de bevoegdheden van de Europese Unie beschreven
In het secundaire recht staan de verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen
Met het HvJEU (Hof van Justitie van de Europese Unie) heeft de EU invloed op nationale wetgeving
Belangrijkste organen binnen de EU
1.De Europese Raad
2. De Raad van de Europese Unie
3. De Europese Commissie
4. Het Europees Parlement
5. Het Hof van Justitie
6. De Europese Centrale Bank
7. De Rekenkamer
1. De Europese Raad
Het belangrijkste orgaan van de EU. Is samengesteld uit afgevaardigde staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie
Zij bepalen het algemene politieke beleid en de prioriteiten van de EU. Ook behandelen ze ingewikkelde of gevoelige zaken
2. De Raad van de Europese Unie
Eén minister uit elke EU-lidstaat, afhankelijk van het onderwerp van de bespreking
Zij vertegenwoordigen lidstaten, stellen EU-wetgeving vast (door het parlement) en coördineren het EU-beleid
3. De Europese Commissie
De Commissie is een politiek onafhankelijke, uitvoerende tak van de Europese Unie en bestaat uit een team van commissarissen Elke lidstaat levert één commissaris
De commissarissen worden vervolgens benoemd door de Europese Raad. De lidstaten hebben geen invloed op de benoeming
De Commissie heeft als enige EU-instelling het recht op initiatief. Daarnaast houden zij toezicht op de naleving van het Europees recht, beheren ze EU-beleid, toewijzen van EU-financiering en het onderhandelen/spreken namens de EU
De Commissie kan leden ontslaan en de Commissie moet in het geheel ontslag nemen indien er een motie van afkeuring is aangenomen in het parlement
4. Het Europees Parlement
Is het wetgevend orgaan van de EU. Leden worden elke vijf jaar rechtstreeks gekozen. Stemmen op wetgeving op initiatief van de Europese Commissie
Soms gebeurt dit door middel van een triloog, waarbij de Europese Commissie, het Europese Parlement en de Europese Raad onderhandelen over wetsvoorstellen
Ook stemmen zij over internationale overeenkomsten en toetreding van nieuwe lidstaten. Ook houden zij toezicht op de andere organen
5. Het Hof van Justitie
Het Hof ziet erop dat de interpretatie van EU-wetgeving in alle lidstaten hetzelfde is
Het Hof behandelt zaken van op verzoek van nationale rechtbanken. Ook behandelt het zaken van particulieren, bedrijven en EU-regeringen
Een andere belangrijke bevoegdheid is het beantwoorden van prejudiciële vragen van nationale rechterlijke instanties. Het doel hiervan is het verduidelijken van beleidsregels en daarmee de rechtseenheid te bevorderen
Rechter zijn alleen verplicht tot het vragen van een uitleg (prejudiciële vraag) indien het gaat over een zaak die niet vatbaar is voor hoger beroep
Ook is het niet verplicht indien het antwoord op de vraag evident is
6. De Europese Centrale Bank
De ECB beheert de euro
Hierbij hoort het stabiel houden van prijzen, het economisch en monetair beleid van de EU uitstippelen en toezicht houden op banken
7. De rekenkamer
De rekenkamer controleert of de middelen van de Europese Unie correct worden geïnd en helpt met financieel beheer van de EU
De drie grote B's van het bestuursrecht
- Bestuursorgaan
- Belanghebbende
- Besluit
1. Bestuursorgaan (art 1:1 Awb)
- a-orgaan
- b-orgaan
Bij bestuursorganen is het van belang om te kijken naar art. 1:1 lid 2 en lid 3 Awb, waarin uitzonderingen worden genoemd voor organen, personen en colleges die niet als bestuursorganen worden aangemerkt
Voor rechtsbescherming maakt het geen verschil of een a- of b-orgaan een besluit heeft genomen. Het grote verschil zit in het verrichten van de handelingen. A-organen moeten zich altijd aan de Awb houden. B-organen alleen als zij publiekrechtelijke taken uitvoeren
A-orgaan
Is een orgaan van een Rechtspersoon Ingesteld Krachtens Publiekrecht (rikp). Deze rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld zijn te vinden in Art. 2:1 BW, bijv de Staat en gemeente. Dit rechtspersoon moet deze een eigen taak met zelfstandige functie hebben
A-organen op verschillende niveaus
"Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld."
Het publiekrechtelijke rechtspersoon is zelf niet het bestuursorgaan, maar haar organen zijn dat
- Gemeente: de gemeenteraad, burgemeester en het College van B&W
- De Staat: de regering en de ministers
- De provincie: Provinciale Staten, Gedeputeerden Staten en de commissaris van de Koning
Worden ook wel fulltime bestuursorganen genoemd omdat de hoofdregel is dat zij handelen gebonden aan de Awb
B-orgaan
Is een ander persoon of college dat openbaar gezag bekleed. Dit zijn organen die krachtens privaatrecht zijn ingesteld, maar wel volgens de wet bevoegd zijn om bestuurlijke taken uit te voeren
Krijgt dus openbaar gezag door een wettelijke bepaling waarin een bepaalde publiekrechtelijke bevoegdheid aan hen wordt toegekend
B-organen werking
"Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed."
Dit zijn natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die bestuursbevoegdheden kunnen uitvoeren
Worden ook wel parttime bestuursorganen genoemd omdat zij slechts voor specifieke handelingen zijn gebonden aan de Awb
Buitenwettelijke b-organen
B-organen waarbij de bevoegdheid niet wettelijk is toegekend. Uit jurisprudentie is gebleken dat organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, in aanmerking komen om als buitenwettelijk b-orgaan te worden gekwalificeerd
Twee eisen:
- Inhoudelijke eis
De criteria voor geldverstrekking door het orgaan in kwestie moeten in beslissende mate door één of meer a-organen worden bepaald
- Financiële eis
De verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen worden, voor twee derde of meer, gefinancierd door één of meer a-organen
2. Belanghebbende (art. 1:2 Awb)
Onder "belanghebbende" wordt verstaan, degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken
"Degene wiens"
- Natuurlijke persoon
- Rechtspersoon
- Bestuursorgaan
- Andere entiteit, indien deze herkenbaar is in het rechtsverkeer
"Belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken"
Er zijn twee mogelijkheden:
- De geadresseerde van het besluit normadressaat (De normadressaat is de persoon of groep personen tot wie een juridische norm zich richt)
- Voldoet zich aan de OPERA-criteria (cumulatief)
- Objectief belang: Belang niet louter gebaseerd op een mening
- Persoonlijk belang: Te onderscheiden van willekeurige anderen
- Eigen belang
- Rechtstreeks belang: Geen afgeleid belang
- Actueel belang
Iemand met een afgeleid belang kan dus in principe niet worden aangemerkt als een belanghebbende. Verenigingen/stichtingen die collectieve belangen behartigen kunnen dus wel worden aangemerkt als belanghebbendeDirect-belanghebbende is de aanvrager van het besluit en/of degene tot wie het besluit is gericht
Derde-belanghebbende is degene tot wie het besluit niet is gericht maar zijn belangen wel worden geraakt
3. Besluit (art. 1:3 Awb)
Uitsluitend tegen een besluit kan een beroep worden ingesteld
Om te kunnen spreken van een besluit moet worden voldaan aan de volgende criteria:
- Schriftelijk (zowel op papier als elektronisch)
- Beslissing (resultaat van een rationele afweging)
- Bestuursorgaan
- Publiekrechtelijke grondslag (bevoegdheden exclusief voor dit bestuursorgaan)
- Rechtshandeling (handeling gericht op een rechtsgevolg)
Ook een negatieve reactie op een besluit kan als een besluit worden beschouwen
Uitzonderingen
In beginsel is het alleen mogelijk om naar de bestuursrechter te stappen indien er sprake is van een besluit (art. 8:1 Awb)
Hierop bestaan vier uitzonderingen waarbij geen sprake is van een besluit, maar dit onder omstandigheden toch gelijk wordt gesteld aan een besluit:
1. Negatieve beslissingen
2. Bestuurlijk rechtsoordeel
3. Gedoogverklaring
4. Publieke taak
1. Negatieve beslissingen
Art. 1:3 lid 1 Awb gaat uit van een positief besluitbegrip. Dus bij een negatieve beslissing zal geen verandering optreden in de juridische situatie
Echter, bij negatieve besluiten heeft de burgers ook behoefte aan rechtsbescherming. Hierom zullen besluiten die specifiek gericht zijn tegen één persoon ook bij negatieve vatbaar zijn voor hoger beroep
2. Bestuurlijk rechtsoordeel
Een bestuursrechter kan op verzoek van een burger een oordeel geven over de toepasselijkheid van wettelijke voorschriften
Dat oordeel beoogt geen rechtsgevolg, maar wordt wel gelijk gesteld aan een besluit (art. 1:3 Awb) indien de belanghebbende geen andere manier heeft dan om de kwestie bij de rechter te leggen
3. Gedoogverklaring
Een bevoegd orgaan kan verklaren dat een bepaalde overtreding zal worden gedoogd. Voor belanghebbende kan dit worden gelijkgesteld als een besluit
4. Publieke taak
Sommige privaatrechtelijke organen werden als publiekrechtelijk bestempeld indien deze publieke taken uitvoerden
De rechter oordeelt dat als de bevoegdheden zelf niet, maar de publiek taak wel uit een publiekrechtelijk wettelijk voorschrift kon worden afgeleid, wilde de bestuursrechter dergelijke beslissingen toch aanmerken als besluiten
Rechtsfeit
Is een feitelijke gebeurtenis of handeling waaruit rechtsgevolgen voortvloeien. Dit betekent dat een rechtsfeit door het recht wordt erkend en gevolgen heeft
Rechtsfeiten worden ingedeeld in twee categorieën:
-
Bloot rechtsfeit
Geen menselijke wil of bewuste handeling aan te pas komt, maar waar het recht wel gevolgen aan verbindt
Oftewel, geen handeling maar wel rechtsgevolgen
Bijv geboort, verjaring etc
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb)
Aantal beginselen die de gedragsregels van de overheid ten opzichte van de burger regelen
Voorheen toetste de rechter slechts of het bestuur zich bij de uitoefening van zijn bevoegdheid aan de wet had gehouden. Met het ontstaan van de abbb werden besluiten niet alleen getoetst aan de wet, maar ook aan algemene rechtsnormenFuncties:
- Positie van de burger beschermen
- Normen waarop een bestuursorgaan zijn handelingen moet baseren
- Toetsingsnormen voor de rechter ter beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen van het bestuursorgaan
Soorten beginselen:
-
-
-
Contra legem
Het is mogelijk dat een abbb in strijd is met een bepaald wettelijk voorschrift. Het beginsel gaat dan tegen de wet inAls hoofdregel gaat de wet dan voor, maar als aan de volgende cumulatieve eisen is voldaan krijgen de abbb voorrang
Eisen:
- Het betreft een materieel beginsel van behoorlijk bestuur
- Belangen van derden komen niet in de knel
- De omvang van de schade als gevolg van de schending aan het materieel beginsel moet voldoende worden verstaan
Bestuursrechtelijke sancties
Bestuursorganen hebben diverse handhavingsinstrumenten om de naleving van wetten te bevorderen
Bij het overtreden van een voorschrift kan een bestuurlijke sanctie volgen
Een bestuurlijke sanctie is een door een bestuursorgaan opgelegde verplichting of onthouding van aanspraak (art. 5:2 lid 1 sub a Awb)
Volgens art. 5:1 Awb is een overtreding een gedraging die in strijd is met een wettelijk voorschrift
Een overtreder is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de overtreding begaat
Bestuursrechtelijke sancties:
Belangrijk verschil: een herstelsanctie kan al worden opgelegd bij de dreiging van een overtredingen (art. 5:7 Awb). Bij een bestraffende sanctie kan dit niet
Herstelsanctie (art. 5:2 lid 1 sub b Awb)
Ook wel reparatoire sanctie of situatieve sanctie is een sanctie met als doel het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van een overtreding of tot het voorkomen van de herhaling daarvan. Dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding
Twee herstelacties:
Last onder bestuursdwang (art. 5:21 Awb)
Een bestuursorgaan dwingt de overtreder de gevolgen van de overtreding ongedaan te laten maken. Indien dit niet binnen een bepaalde termijn gebeurd, zal het bestuursorgaan dit uitvoeren en de kosten voor deze handeling op de overtreder verhalen
Last onder bestuursdwang kan worden aangemerkt als een beschikking. Dit betekent dat tegen bestuursdwangbesluiten bestuursrechtelijke rechtsbescherming open staat
De overtreder zal voor de kosten opdraaien (art. 5:25 Awb)
Uitzonderingen:
- De overtreder heeft zelf geen schuld aan de overtreding
- Het bestuursorgaan met de handhaving een algemeen belang nastreeft
- Het bestuursorgaan fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van bestuursdwang
Last onder dwangsom (art. 5:31 Awb)
Een bestuursorgaan dwingt de overtreder de gevolgen van de overtreding ongedaan te laten maken. Indien de overtreder de overtreding niet binnen een bepaalde tijd ongedaan maakt zal hij een geldbedrag moeten betalen als boete. Deze financiële prikkel zorgt voor een extra motivatie tot handelen
Het geldbedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang
Ook een last onder dwangsom kan worden aangemerkt als een beschikking, en staat dus onder bestuursrechtelijke bescherming
Bestraffende sanctie (art. 5:2 lid 1 sub c Awb)
Ook wel punitieve sanctie of repressieve sanctie is een sanctie met als doel de overtreder leed toe te voegen. De sanctie moet dan aan bepaalde eisen voldoen, gesteld door art. 6 EVRM en jurisprudentie
De belangrijkste straf is een bestuurlijke boete
Bestuurlijke boete (art. 5:40 Awb)
Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betalen van een geldsom
Onderscheid lichte en zware boetes:
- Lichte boetes (<340 euro)
Mogelijkheid hiertoe verjaart na twee jaar. Geen strenge eisen en worden langs de administratiefrechtelijke weg afgedaan
- Zware boetes (>340 euro)
Mogelijkheid hiertoe verjaart na vijf jaar. Gelden strengere eisen. Zo moet er bijvoorbeeld een proces-verbaal worden opgesteld
Hoogte van het bedrag is afhankelijk van de ernst van de overtreding, en mate van verwijt