De pop is ook een onvolledig ontwikkeld insect dat zich, net als de larve, pas na de laatste vervelling tot een morphopode ontwikkelt. Van insecten in het popstadium wordt gezegd dat ze katabool zijn: ze hebben een onvolledige metamorfose. Voorbeelden zijn sprinkhanen, krekels, wandelende takken, kakkerlakken, bidsprinkhanen en oorplukken. Een pop die vanaf de geboorte op een volwassene lijkt, hoewel veel kleiner, heeft korte ledematen en geen vleugels. Net als larven ontwikkelen poppen zich tijdens het vervellen in fasen en worden ze bij elke vervelling iets groter. In tegenstelling tot larven zijn er veel volwassen kenmerken ontwikkeld, zoals de sprinkhanenpoppen die op zijn achterpoten kunnen springen en de bidsprinkhaanpoppen met opvallende armen. Ze zijn ook mobieler en bewegen door bladeren of door de bodem in plaats van op één plek te blijven zoals veel larven.
De larven van sommige allergische insecten, zoals libellen, worden larven genoemd. Anatomisch gezien lijken ze al op de foto, maar de felle kleuren en majestueuze vleugels verschijnen pas na de laatste vervelling.