Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
immuniteit - Coggle Diagram
immuniteit
1e afweerlinie
De fysieke barrière bestaat uit de huid en de slijmvliezenmechanismen die hier pathogenen afweren zijn:
-
-
-
vochtafscheiding door het slijmvlies in mondholte, neusholte en ogen; het vocht spoelt vuiltjes weg en bevat bacteriedodend lysozym;
-
-
lichaamseigen bacterieflora op de huid en in de darmen, beschermt tegen lichaamsvreemde bacteriën.
2e afweerlinie
-
neutrofiele granulocyten, vertonen leukodiapedese en ruimen pathogenen en beschadigde weefselcellen op door middel van fagocytose; ze gaan hierbij zelf ook dood;
mestcellen/macrofagen (‘grote eters’), grote fagocyterende leukocyten die in de weefsels zitten en daar pathogenen opruimen zonder zelf ten gronde te gaan;
eosinofiele granulocyten, doden vooral meercellige parasitaire ziekteverwekkers door agressieve enzymen over ze uit te storten;
naturalkillercellen, doden abnormale lichaamscellen (zoals tumorcellen) en lichaamscellen die met een virus zijn geïnfecteerd
complementsysteem, bestaande uit 16 plasma-eiwitten die in een cascade geactiveerd worden; ondersteunt de niet-specifieke en specifieke immuniteit op uiteenlopende manieren;
interferonen, eiwitten die door de aangetaste cel afgegeven worden; hebben vooral een signaalfunctie;
ontstekingsreactie, gekenmerkt door lokale roodheid (rubor), zwelling (tumor), warmte (calor), pijn (dolor) en mogelijk functieverlies (functio laesa); treden vooral bij een acute ontsteking.
Koorts (febris); systemische reactie lichaamstemperatuur > 38 gr (remt groei pathogenen, versnelt fagocytose en stimuleert weefselherstel). Rust heelt ook
3e afweer
Het immuunsysteem is gebaseerd op de verdediging door lymfocyten, afkomstig uit de lymfoïde organen en vertoont 4 karakters:
-
Antigenen zijn moleculen die door pathogenen gevormd worden of die aan de celmembraan van lichaamsvreemde cellen vastzitten. Aan het antigeen herkent het immuunsysteem de vreemde cel.
Lymfocyten herkennen antigenen en sporen ze op dmv receptoren aan de buitenkant van hun celmembraan hebben.
-
Immuunsysteem heeft een geheugen; antigenen die al eens aanwezig waren, worden herkend en de afweer komt hierdoor sneller op gang. Hierdoor kan je immuun worden tegen bepaalde ziekteverwekkers.
Door de aanwezigheid van antigenen worden B-lymfocyten (humorale immuniteit; maken antistoffen tegen antigenen en richt zich op het lichaamsvocht) en T-lymfocyten (cellulaire immuniteit; vernietigen geïnfecteerde cellen) geactiveerd.
-
cytotoxische T-cellen, ruimen de met virus geïnfecteerde cellen op;
geheugen-T-cellen, blijven circuleren en herkennen bij een volgende infectie de geïnfecteerde cel;
T -helpercellen (T4-cellen), stimuleren de humorale en cellulaire immuniteit;
T-suppressorcel, remmen het immuunsysteem zodra er geen antigenen meer in het lichaam aanwezig zijn.
Bloedgroepen
De antigenen van het ABO-bloedgroepensysteem zijn A-antigeen en B-antigeen. Bij iedereen zijn de antistoffen tegen het bloed dat de persoon zelf niet heeft, al vanaf de geboorte in het bloed aanwezig. Er zijn vier ABO- bloedgroepen: A, B, AB en O.
Het antigeen van de resusbloedgroep wordt RhD-antigeen genoemd. Iemand met resusnegatief bloed maakt pas RhD-antistoffen als diens bloed in contact is geweest met resuspositief bloed (= bloed met het RhD-antigeen)