Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
bloed - Coggle Diagram
bloed
-
-
-
-
-
-
(Het lichaam gaat overmatige bloedstolling tegen door al snel antistollingsstoffen te activeren. Deze breken de fibrine weer af)
-
Monocyten:
-
-
-
dringen geïnfecteerde weefsels binnen, waar ze veranderen in macrofagen (grote eters);
-
lymfocyten
-
-
kunnen sterk in aantal toenemen, wanneer het lichaam geïnfecteerd is;
-
-
Vlakke cel, gevuld met roodgekleurde ijzerhoudend eiwit homoglobine (Hb)
Zuurstoftransport; Hb heeft groot zuurstofbindend vermogen in zuurstofrijke omgeving (longen) en laat in zuurstofarme omgeving (actieve weefsels) gemakkelijk los.
-
Worden afgebroken in lever + milt → bilirubine (=giftig en wordt uitgescheiden) + ijzeratomen (worden opnieuw gebruikt bij aanmaak erytrocyten).
-
-
-
-
-
-
-
zijn er in drie typen: neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten en basofiele granulocyten.
-
-
-
-
-
De zuurgraad (pH) van het bloed is 7,4. Deze waarde wordt constant gehouden (homeostase) door de pH-buffer waterstofcarbonaat
Uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselvocht
De uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het weefselvocht is essentieel voor de homeostase in het inwendige milieu. De uitwisseling gebeurt via de wanden (endotheel) van de capillairen
-
bloedplasma zonder bloedcellen, trombocyten en grote plasma-eiwitten
Weefselvocht ontstaat aan het begin van het capillairnetwerk. Daar is de bloeddruk hoger dan de osmotische waarde van het bloed. Aan het eind van het capillairnetwerk is de osmotische waarde van het bloed hoger dan de bloeddruk. Daardoor wordt weefselvocht in de capillairen gezogen.
Ongeveer 85% van de uitgetreden vloeistof wordt aan het eind van het capillairnetwerk weer in de bloedbaan opgenomen. De rest (15%) komt in kleine open eindigende lymfevaatjes terecht en stroomt het lymfevatenstelsel in