Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Archeobotanie I - Pollenonderzoek - Coggle Diagram
Archeobotanie I - Pollenonderzoek
Biologie
Genetische variatie (o.a. bomen etc.)
Zekerheid van het voortbestaan van de organisme.
Makkelijker aan te passen aan nieuwe situaties.
Past zich aan het "blijven leven".
Nieuwe combinatie DNA.
Archeologie
Verspreiding stuifmeel/pollen
Landschap reconstructie
C14-datering
AMS-datering: isolatie regionale pollen
Onderzoek aan plantenresten
Microscopisch
0.2 mm -2cm steromicroscoop
0.01 mm - 0.25 mm
doorvallend lichtmicroscoop
Reconstructie vegetatie als onderdeel van he tlandschap
Exploitatie van vegetatie
voeding
brandstof
beschutting
kleding
gereedschap
Onderzoek aan pollen en sporen
Een aantal eigenschappen verklaart waarom onderzoek aan deze plantendelen mogelijk is en zich ontwikkeld heeft binnen de archeologie
Vorming archeobotanisch archief
Conservering
pollen en sporen v. planten bewaard in geschikte bodems en lenen zich voor onderzoek. 3 variabelen
Productie
Gerelateerd aan type bestuiving en daaran gerelateerde dispersie-medium (
agency
)
Onderscheid
Zelfbestuiving, van meeldraad naar stamper, zelfde bloem
Kruisbestuiving
Stuifmeel meeldraad op stamper/stempel andere bloem, zelfde of andere plant
Windbestuiving
Insectbestuiving
Verspreiding
Door de wind
Passief
Berk (Betula)
Hazelaar (Corylus)
1-huzig
Mannelijke bloemen in hangende katjes
Bloei en pollendispersie voorafgaand aan bladvorming
Actief
Brandnetel (Urtica)
Urere = branden
Dioica: 2-huizig (di=2; oikos = huis)
Grote brandnetel (Urtica dioica)
YouTube (catapult of pollen)
(Voorbeeld) Den (Pinus)
Productie
heel veel pollen per boom
Verspreiding
van pollen over grote afstand (tot enkele hondeden km)
Pollenkorrel heeft twee vleugelsen is daarme goed aangepast aan windverspreiding
Kleine aantallen die worden aangetroffen zijn daarom niet indicatief voor aanwezigheid in de regionale vegetatie
Bestuiving cultuurplanten. Voorbeeld door insecten bij fruitbomen
Bestuiving door honingbijen
Vorm
symbiose
tussen plant-dier-mens
plant
wordt bestoven -> vruchtzetting vindt plaats
honingbij
verzamelt voedsel (pollen en nectar)
Mens
fruit van de bomen, honing en was van bijen
Honing is gedurende lange periode belangrijke zoetstof en conserveerstof geweest
in verleden veel aandacht voor imkerij
Tegenwoordig kan door grootschalig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen kan bestuiving probematisch worden
Nationale Bijenstrategie: B&B for bees (2018)
Bestuiving cultuurplanten: Voorbeeld pollenverspreiding door de
mens
bij de
dadelpalm
Phoenix dactylifera
Deze boom heeft of alleen vrouwlijke of mannelijke bloemen (2-huizig)
Gecultiveerde dadelpalm is herkenbaar aan het verwijderen van de onderste bladeren
Daardoor kan de boer er makkelijk inklimmen om te bestuiven en te oogsten
Een plantage bestaat vaak uit alleen maar vrouwelijke bomen: max. van de opbrengst
Kennis van handmatig bestuiven als sinds oudheid bekent
Aanvullen
zie PP!!!!!
Conservering
Veel planten worden pollen of sporen veel en goed verspreid, waardoor orveral kleine hoeveelheden terechtkomen
Vergelijk de verspreiding van sporen: om p[ een nieuwe geschikte plek te kunnen groeien moet een spoor er terechtkomen
Anders geformuleerd: dat sporenplanten op specifieke plaatsen groeien (waaraan de plant is aangepast impliceert dat niet
alleen daar maar ook op veel andere plekken sporen terecht meten zijn gekomen.
Dus bevat een klein grondmonster een grote hoeveelheid sporen (en pollen) van planten die in de omgeving groeien.
Deze variabelen verschillen tussen planten. Voor een betrouwbare interpretatie is het van belang om van elke
plantensoort kennis te hebben van de productie en verspreiding.
Determineerbaarheid
Belangrijke kenmerken
Poren (ronde depressies)
Colpen (langwerpige depressies)
Vleugels
Onvolledige celdeling
Oppervlaktestrucutuur
Grootte
Soms zijn pollen alleen op een hoog taxonomisch niveau te determineren (bijv. grassen))
Soms alleen op een laag taxonomisch niveau
Proxy informatie
Fossiele brandstoffen (geologisch georienteerd)
Klimaat (ontwikkeling)
Vegetatie (ontwikkeling)
Representativiteit
Relatie met de mens
Antropogene pollenindicatoren
API
Primaire API
Akkerplanten
Inheems
Uitheems (import)
Typerend Holoceen
Secundaire API
Akkeronkruiden
Tegenwoordig in de recente tijd gebeurd dit minder. Typerend voor het Holoceen.
Verbrandeplantenresten
kappen bosperceel voor akkerland
afbranden vegetatie waardoor deze verjong (gunstig voor grazers)
Mestsporen
Indicatief voor vee
Tredplanten (indicatief voor betreding, wordt veel over gelopen)
Zowel dieren als mensen
Verandering vegetatie
Te determineren op niveau van
Familie-geslacht-soort
Begrippen
Palynologie
Traditioneel: Pollenonderzoek
Grootte: 10-250 um (uitspraak = muu)
Methode: doorvallen lichtmicroscoop
Objectief: bepaalt scheidend vermogen (vergroting: 40 - 100)
Oculair: loepvergroting (bv. 10x)
recent: uitbreiding met andere plantendelen = non-pollen palynomorfen (
NPP
)
Sporen
= nieuw organisme
1-celig
Beperkte morfologische differentiatie (bij gebruik lcith)
Zaden
Plantaardige weefsels
Dieren (kleine dieren of fragmenten van grotere dieren)
Pollen
= stuifmeel
= Mannelijk voortplantingscellen
Meercellig, maar beperkt aantal
Bepertke morfologische differentiatie (bij gebruik licht)
Pollen som
Totaal aantak van pollen in alle regionale taxa van een monster
Niet meegetelde pollen
Waterplants
Marsh plants
Shrubs/trees with high numbers that can grow in the vicinity of water bodies
Pollen percentage
De fractie van elke gegeven pollen type in de totale
Pollen som
Pollen verspreiding van granen
Voor onderzoek is het uiteraard wenselijk om pollen van cultuurplanten te vinden
Granen
Deels kruisbestuiving (rogge)
Deels zelfbestuiving ( Tarwe en Gerst)
Maken pollenpreparaat
Isoleren uit sediment (centrifiguren)
Concentreren pollen (chemisch)
Verdunnen pollen
Je determineert en telt steekproef die voldoende groot/representatief is voor de vegetatie van de betreffende periode
polsom
Pollendiagram
Zwart = exacte percentages
Wit = vermedigvuldigd (m.bijv. 50x) opm het zichtbaar te maken op de diagram
Pollentypen in diagram
Regionaal
Pollensom
Lokaal
Marsh plants
Waterplants
Aboreal plants =
AP
= bomen
Non-aboreal-plants =
NAP
= kruiden
AP/NAP-ratio
Grasland?
Bos?
Bij toename AP = meer neerslag
Bij regenval van >300mm per jaar neemt het toe
Houtskool is ook een goede indicator
Anthropogene pollen ook indicatie