Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
urinewegstelsel - Coggle Diagram
urinewegstelsel
-
• nierkapsel, een laag stevig bindweefsel;
• nierschors (cortex), met (gespikkelde) malpighilichaampjes;
• niermerg (medulla), gestructureerd tot mergpiramiden, bevatten lissen van Henle en verzamelbuizen;
• nierkelk (calyx), de uitmondingsplaats van de verzamelbuizen;
• nierbekken (pyelum, pelvis), de centrale holte in de nier;
• nierpoort (hilum), met de bloedvaten en het begin van de urineleider (ureter).
Een nier heeft ongeveer 1 miljoen nefronen (functionele niereenheden) die zich bezighouden met de filterfunctie van bloed en de urinewegen. De delen van het nefron zijn:
Malpighilichaampjes met kapsel van Bowman en glomerulus (kluwe bloedvaten)= filtereenheid van de nier
-
-
-
-
-
Elk nefron levert zijn bijdrage aan de urineproductie en daardoor aan de homeostase van het bloed en van het weefselvocht. 3 mechanismen zijn belangrijk.
-
-
Door de verhoogde bloeddruk in de glomeruli wordt de bloedvloeistof uiteindelijk het kapsel ingeperst. Het endotheel en de glomerusmembraan worden als bloedfilters gebruikt. De druk waaronder het bloed door de filters wordt geperst heet filtratiedruk en deze is het resultaat van de bloeddruk zelf, de osmotische zuigkracht van bloed en de kapseldruk veroorzaakt door het vocht in de kapselholte. Dit is de voorurine. Dit is bloedvloeistof zonder plasma-eiwitten en bloedcellen en bevat o.a. water, glucose, aminozuren, elektrolyten en afvalstoffen (ureum en creatine).
-
Water en bruikbare stoffen (vooral calcium en magnesiumionen) in de voorurine gaan via de wanden van proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en de verzamelbuis terug naar het bloed. In totaal gaat ruim 99% van de voorurine terug naar het bloed. Staat onder invloed van het parathormoon (o.i.v. schildklier).
-
Vindt tegelijk met terugresorptie plaats: bepaalde (afval)stoffen (o.a. ureum, mineralen) worden vanuit het bloed in proximale tubulus, lis van Henle en distale tubulus gebracht.
Aan het eind van de verzamelbuis is urine ontstaan (ongeveer 1,8-2 liter per dag).
-
-
-urinewegen (twee urineleiders, urineblaas en urinebuis).
-
De nieren zijn zo groot als een vuist (10-12,5 cm) en liggen hoog in de buikholte tegen de achterste buikwand.
De rechternier ligt iets lager dan de linker. De holle zijden van nieren liggen naar elkaar toe gekeerd. Ze kijken elkaar als het ware aan. Het centrum van de holle zijde is het nierhilum (nierpoort). Hier gaan bloed en lymfevaten en zenuwtakken de nier in en uit en hier begint ook de urineleider. Bovenop de nieren liggen de bijnieren. De bijnieren en nieren zijn omgeven door steunvet (perirenaal). Rondom het vet ligt een stevige laag bindweefsel.
OSMOSE
-
De regulatie van water en zouten uitscheiding. Is van levensbelang voor de homeostase van het lichaam. Het wordt geregeld door hormonen en het zenuwstelsel.
-
Wordt geproduceerd in de hypothalamus en door de neurohypofyse aan het bloed afgegeven. ADH heeft een directe invloed op de wateruitscheiding door de nieren. Het verhoogt de doorlaatbaarheid van water in de wand van de distale tubulus en de verzamelbuis. Het gevolg is dat er meer water wordt terug gesorbeerd naar het bloed, hierdoor wordt dit verdund en verlaagt de concentratie van zouten in het bloed. ADH doet het bloedvolume toenemen en verhoogt dus indirect de bloeddruk.
-
Zodra de bloeddruk daalt, geven de cellen het enzym Renine aan het bloed af. Renine bevordert de omzetting van het plasma-eiwit angiotensinogeen in angiotensine en verhoogt de bloeddruk.
-
pH is een maat voor de concentratie van waterstofionen. De pH van bloed is gemiddeld 7,4, licht basisch. Voor een optimale werking van enzymen is het belangrijk om de pH van het bloed constant te houden
-