Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Ontwikkelingen in de waarneming en het mentaal functioneren - Coggle…
Ontwikkelingen in de waarneming en het mentaal functioneren
einde sensomotorische periode
Preoperationele denken: sensomotorische schema die het kind opgebouwd heeft om zijn weg te vinden in zintuigelijke wereld.
Relatief equilibrium: adequaat reageren op situaties waarmee het op dat moment te maken krijgt.
Bij inwendig experimenteren probeert het kind in gedachten nieuwe gedragsvarianten om te zien welke effect het oplevert.
Logica van het handelen: het zal nog jaren duren voor logisch denken mogelijk word maar zijn waarneming en motorisch functioneren kan het kind rekening houden met werkelijke dingen
Bij actief experimentgedrag beperkt het kind zich niet meer tot het louter mobiliseren maar probeert nieuwe effecten uit door gedragingen toe te passen
stabiel wereldbeeld: objecten in de omgeving worden ervaren als vaste gegevens
Tegen het eind van babytijd stelt het kind intentionele handelingen en er is een object permanentie merkbaar.
orthoscopisch waarnemen: mogelijkheid om alles rechtop te zien en lichaamspositie bepalen
structuren van ruimte en tijd: het kind kan niet tonen waar verschillende ruimtes zich bevinden maar loopt altijd de goede kant op en heeft ook een tijdstructuur
causaliteit: rekening houden tussen bepaalde gebeurtenissen in zijn omgeving
afzonderlijke processen, waaronder taal
de taalontwikkeling: gestage aangroei van de woordenschat en uitspraak
denkprocessen: mogelijkheid om gebeurtenissen en situaties op te roepen als een herinneringsbeeld opent nieuwe perspectieven voor het denken
leren en geheugen: goed in slagen om de effecten van wat ze geleerd hebben terug te roepen om ze te gebruiken in hun gedrag
vormdiscriminatie: kinderen zien snel verschillen in figuren
de waarneming: peuters concentreren zich goed op dingen waarmee die bezig zijn
Beperking van enkele afzonderlijke processen: gedragsaspecten op een elementair niveau
begin van het preoperationele denken + seksuele ontwikkeling
preconcepten: gelijkenissen of verschillen tussen objecten
overgeneraliseren: kind kijkt naar de gelijkenissen waardoor hij alle soorten dieren 'poezen' zou kunnen noemen
concepten: denkinhouden die niet verwijzen naar een voorwerp of gebeurtenis maar naar eigenschappen
het preconceptuele denken: bijkomende beperking in het cognitief functioneren
egocentrisme: ervaart dingen niet hoe ze echt zijn en fantaseert
verwarren tussen fantasie en werkelijkheid: kind gaat toepassen omdat hij nog niet logisch en ordelijk kan nadenken
De semiotische of symboolfunctie: vermogen door middel van een symbool of teken (woord, gebaar...)