Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
NE Blok1 GT3 - Coggle Diagram
NE Blok1 GT3
Spreken, Kijken, Luisteren
Doel, tekstsoort, luistermanieren - herhaling
-
-
-
-
-
Fictie
Fictie Kiezen
Kijk verder dan het uiterlijk. Het omslag van een boek zegt meestal niet veel. Kijk ook wie de auteur is, lees de flaptekst en lees de eerste pagina. Als je online zoekt, is er meestal nog meer informatie over boeken beschikbaar, zoals een korte omschrijving of ervaringen van andere lezers.
Maak gebruik van achtergrondinformatie. Zoek op internet informatie over boeken en auteurs. Interviews en recensies geven een indruk van boeken. Let wel op de verschillen tussen tekstsoorten: advertenties zijn erg subjectief en dikken de positieve punten soms flink aan, om zo veel mogelijk boeken te verkopen; recensies zijn subjectief, maar de schrijvers zijn (vaak) wel deskundig en onderbouwen hun mening met argumenten; interviews zijn objectiever, daarin geeft de schrijver de mening weer van bijvoorbeeld een auteur.
Houd bij wat je leest en wat je nog zou willen lezen. Begin een leesdagboek of houd op een website een persoonlijke leeslijst en verlanglijst bij. Probeer bewust je leesvoorkeur uit te breiden, door niet alleen maar boeken te kiezen in jouw favoriete genres.
Vraag tips aan leeftijdsgenoten, docenten, een bibliothecaris, mediathecaris, boekenblogger of boekverkoper. Of gebruik de informatie uit de Leestips.
-
-
Beeldspraak
vergelijking met als (of met een ander woord, bijvoorbeeld ‘zoals’, ‘alsof’ en ‘net als’);
-
Schrijven
-
-
-
Uitleggende tekst
De meeste schoolboekteksten zijn uitleggende teksten. Er wordt in uitgelegd hoe iets werkt of in elkaar zit. Het doel is niet alleen dat het publiek iets te weten komt, maar vooral dat het iets begrijpt.
Als je een uitleggende tekst schrijft, gebruik je objectieve taal: je geeft alleen feiten, geen mening.
Over Taal
-
Homofonen
Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze wel anders.
-
Lezen
-
Leesmanieren
Voor je begint met het echte lezen van een tekst, ‘lees’ je eerst oriënterend. Je bekijkt wat voor soort tekst het is, voorspelt het onderwerp en bepaalt waarom je de tekst leest.
Een tekst die je helemaal wilt begrijpen, lees je vervolgens grondig. Je hebt een actieve leeshouding: je stelt vragen, bedenkt wat je al weet, ziet voor je wat je leest en lost dingen op die je niet begrijpt.
Een tekst waarin je bepaalde informatie opzoekt, lees je zoekend. Je leest niet de hele tekst, maar zoekt gericht naar de informatie die je nodig hebt.
Tekstopbouw
De meeste teksten zijn verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot. In de alinea’s van het middenstuk behandelt de schrijver het onderwerp van de tekst, waarbij elke alinea gaat over een nieuw deelonderwerp. Vaak maken tussenkopjes duidelijk wat het deelonderwerp is in een of meer alinea’s.
Grammatica
Bijvoegelijke Bepaling
In het zinsdeel De knappe zus van mijn vriendin is zus het belangrijkste zelfstandig naamwoord. Knappe en van mijn vriendin geven extra informatie over zus.
-
Zo’n deel dat extra informatie geeft, noem je een bijvoeglijke bepaling (bvb). Een bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel.
Knappe en van mijn vriendin zijn bijvoeglijke bepalingen bij zus. Veelgevraagd is een bijvoeglijke bepaling bij fotomodel.
-
-