Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
De student kan de rol van persoonlijkheid speelt bij stress en gezondheid…
De student kan de rol van persoonlijkheid speelt bij stress en gezondheid herkennen en toelichten
Stressoren --> cognities en emoties, persoonlijkheid en sociale omgeving ---> stress
Objectieve stressor -->
Subjectieve stressbeleving -->
Stress reactie -->
Gezondheid
Persoonlijkheid
staat in verbinding met al deze 4.
Objectieve stressor
= zit in omgeving, maar zelf deels
verantwoordelijk
voor stressor --> mensen willen helpen, maar te veel willen doen = zelf objectieve stressoren op pad halen
Relevante persoonlijkheidskenmerken
Dispotioneel optimisme
= algemene
verwachting
dat er goede dingen zullen gebeuren
Little optimism
= situatie specifiek (tentamen gaat goed)
Big optimism
= over het algemeen zullen er goede dingen gebeuren
= eerder geneigd tot
actieve coping, doelgericht gedrag, denken dat gewenste uitkomst mogelijk is
--> beter gedrag --> minder stress
Onrealitisch optimisme
= neiging risico negatieve uitkomst voor jezelf lager in te schatten dan voor andere.
= meer risico op ongezondgedrag :
"Dat zal mij niet overkomen
"
Beheersingsoriëntatie
(locus of control) = overtuiging resultaten bepaald door interne/externe factoren (wel/geen
zelfinvloed
)
Stabiel
= altijd oorzaken gebeurtenissen aan jezelf toeschrijven
Veranderlijk
= goede dingen komen zelf en slechte door ander --> hoog zelfvertrouwen
Specifiek
= tentamen bv
Globaal
= resultatief beïnvloeden door jezelf
Eigen effectiviteit
= overtuiging persoon in staat om bepaald gedrag te vertonen, dat leidt tot gewenste uitkomst =
uitvoeren van gedrag
-->
Algemene self-efficacy mastery
= algemeen gevoel persoonlijke controle
Gevoel van coherentie (sense of coherence)
Begrijpelijkheid
= omgeving is voorspelbaar en verklaarbaar
Hanteerbaarheid
= controle, voldoende hulpbronnen (intern en extern) om voldoen aan eisen
Betekenisgeving
= betekenisvolle uitdaging, betrokkenheid bij voelen (meaningfulness belangrijk)
Weerbaarheid
Betrokkenheid
= graag willen, doel hebben --> zintuigen
Controle
= invloed op gebeurtenissen, interne en externe hulpbronnen
Uitdaging
= openstaan voor verandering, mogelijkheid voor ontwikkeling
Big five
Hoog op extraversie
= minder last van
stressreacties
-->
positief verband met
probleemgerichte coping, planmatig werken, positieve nieuwe betekenis geven en sociale steun zoeken.
--> stressor aanwezig, maar makkelijker
mee om gaan
Hoog op consciëntiteusheid
= gezond, hangt samen met langer leven, negatief verband ongezond gedrag
Emotionele instabiliteit / neurotisisme
= positief verband met burn-out, sterkere stressreacties
**Copingdimensies
Controle coping
= probleem/emotiegerichte coping, aanpassen stressor zoals afleiding en acceptatie
Terugtrekking coping
= ontkenning, vermijding of wensdenken/ wishful thinking
Probleemgerichte coping
= eisen stressor verminderen/mogelijkheden om met stressor om te gaan vergroten
3.
Emotiegerichte coping
= omgaan met gedachte en emoties die stressor oproept.
Vermijdende coping
= reguleren emoties door confrontatie stressvolle situatie te vermijden
Emotionele openheid
= vermogen tot oordeeloos waarnemen emoties, hoe die ook zijn
Proactieve coping
= anticiperen en voorafgaand handelen om potentiële stress te voorkomen of verminderen
Probleem + emotioneel = dimensie 1
Aanpak/aandachts + vermijden = dimensie 2
Persoonlijkheidstypen
Persoonlijkheidstype A
= competitiegeest
/
gehaast gedrag (te veel proberen in te weinig tijd)
/
gemakkelijk geërgerd zijn
/
verhoogde vijandigheid en woede
/
ongeduldig zijn
/
prestatie gericht gedrag
/
krachtig spraak patroon
Persoonlijkheidstype B
= ontspannen houding en gevoel
/
weinig haast
/
weinig negatieve impulsen -->
tegenovergestelde persoonlijkheidstype A
Persoonlijkheidstype C
= coöperatief en vergevingzinds
/
inschikkelijk en passief
/
ongevoelig (stoïcijns)
/
subasserties (snel toegeven en onenigheid vermijden) en geneigd tot zelfopoffering
/
neiging negatieve emoties te onderdrukken of op te kroppen, met name boosheid.
-->
cluster van persoonlijkheidskenmerken tot uiting ongevoelige passieve stijl van coping, geen uiting van emoties.
Persoonlijkheidstype D
= hoge mate van negatief affect (emotie) en sociale geremdheid
Controle via
gedrag
/
cognitie
/
beslissing
/
informatie en retrospectief (betekenis zoeken, na gebeurtenis)
Causale attributie
= oorzaak gebeurtenis, gevoel of handeling toeschrijven aan jezelf / anderen / toeval / andere causale factor
Soorten ruminatie
= stabiele copingsstijl / karakteriteit --> herhaal gebeurtenissen uit verleden, overdenken en zorgen maken toekomst.
Levensdoelen ruminatie
= gebeurtenis + verliezen verleden opnieuw overdenken en levensdoel overpeinzen(reflecteren).
Instructieve ruminatie
= ongewenste gedachte aan negatieve gebeurtenissen dringen regelmatig in bewustzijn binnen + verband met negatieve emoties en copingreacties
Functies van coping
effect schadelijke externe omstandigheden verminderen;
toelaten of aanpassen aan negatieve gebeurtenissen;
behouden positief zelfbeeld;
behouden emotioneel evenwicht en het verminderen van emotionele stress;
behouden van bevredigende relatie met omgeving en met anderen.
Copingsrespons
= cognitieve, emotionele en gedragsmatige reacties op een stressor
Mate van controle
Gedragsmatig
Cognitief(gedachten/strategieën)
Via beslissingen (kiezen uit verschillende opties)
Informationeel (info opzoeken over stressor)
Retrospectief: controle over gebeurtenis nadat plaatsvinding, door te zoeken naar betekenis.
Minder stress, door meer controle