Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Klinische Lessen College 4 - Coggle Diagram
Klinische Lessen College 4
Psychotische stoornis / Schizofrenie
Criteria voor diagnose:
A
. Kenmerkende symtomen: twee of meer gedurende 1 maand een belangrijk deel van de tijd aanwezig, met tenminste één waan, hallucinatie of desorganisatie.
B
. Sociaal/beroepsmatig disfunctioneren.
C
. Duur: ten minste zes maanden verstoord evenwicht waaronder 1 maand symptomen.
Uitsluiting van...
D
. schizoaffectieve of stemmingsstoornis
E.
gebruik van middelen of somatische aandoening
F.
pervasieve ontwikkelingsstoornis
Prevalentie:
1% -> 160.000 mensen
In alle culturen/landen
Meer mannen dan vrouwen
Ontstaan in adolescentie/vroege volwassenheid
Vaak chronisch, achteruitgang functioneren.
Kenmerken:
Wanen: achtervolging-, grootheid-, referentiewanen
Hallucinaties: auditief, visueel, tactiel, olfactorisch.
Desorganisatie spraak/gedachtes: losse associties
Desorganisatie gedrag: onhandig, catatonie (= bevroren beweging)
Negatieve symptomen: verminderd emotionele expressie, verminderd sociaal interesse.
Psychose continuum
Cognitieve problemen -> Klinische hoge risico -> BLIP (waarna je weer redelijk teruggaat naar normaal functioneren) -> Psychose Er is een aanloop naar de psychose. Voor de psychose heb je BLIP(s). Mensen die in de klinische hoge-risico zitten hebben een andere diagnose maar die hebben wel extra psychotische symptomen. Het bouwt zich op.
Symptomen komen voor als je gezond bent, als je een andere diagnose hebt en als je daadwerkelijk een psychotische stoornis hebben. -> daarom een continuüm.
Heterogeen beeld - ontstaan
Acuut begin
-> positieve symptomen
Episodisch verloop (goede uitkomst)
Positive syndrome (type I/non-Deficit/good-outcome)
Positieve respons op antipsychotica
Onderliggende pathologie: Neurochemisch probleem
Geleidelijk begin
-> negatieve symptomen
Chronisch verloop
Negative syndrome (type II/Deficit/poor-outcome)
Geen respons op antipsychotica
Onderliggende pathologie: Structurele afwijkingen in het brein.
Experiental negative symptoms:
Avolition
= verminderde motivatie om zelf zinvolle activiteiten te initieren.
Anhedonia
= verminderde beleving van plezier.
Asociality
= voorkeur voor alleen zijn of verminderde motivatie om sociale interacties aan te gaan.
Expressive negative symptoms:
Alogia
= armoedig taalgebruik door problemen met denken.
Blunted affect
= verminderd vermogen om emoties te tonen d.n.v. gezichtsuitdrukking, intonatie van stem, of door beweging.
Stemmenhoren
= een auditieve hallucinatie.
Komt veel voor in de populatie. Vooral bij kinderen.
Een heel groot percentage hoort wel stemmen maar hebben dan geen stoornis.
Stemmenhoren kan ook voor 50% bij angststoornissen voorkomen.
Cognities en emoties bij stemmen:
Stem -> Gedachte -> Gevoel
Stem: Opdrachten/dreigementen
Gedachte: Zij zijn machtig en kunnen mij en anderen kwaad doen. Ik moet doen wat ze willen.
Gevoel: ANGST
Stem: Commentaar
Gedachte: Ze zien wat ik doe en denk. Ik heb geen privacy meer; alles van mij is nu openbaar.
Gedachte: SCHAAMTE
Stem: Schelden/beledigen
Gedachte: Ze hebben gelijk over me. Ik ben inderdaad een nietsnut en een domme sukkel.
Gevoel: SOMBER
Stemmen die angst oproepen
Disfuntionele
opvattingen
betreffen:
Identiteit
Macht (mentaal en fysiek)
Oncontroleerbaarheid
Alwetendheid
Disfuntionele
gedragingen
betreffen:
Gehoorzamen
Vermijden
Goedmaakgedrag