Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 1: analyse van de jaarrekening - Coggle Diagram
Hoofdstuk 1: analyse van de jaarrekening
Vorm en inhoud van de jaarrekening
1.1 structuur
jaarrekening
4 belangrijke delen
De balans:
informatie over de aanwending (actief) en de oorsprong (passief) van het vermogen van de onderneming op een bepaald tijdstip
De resultatenrekening:
informatie over de grootte en de samenstelling van het resultaat van een bepaalde periode
Toelichting:
aanvullende inlichtingen over vermogen en resultaat
afzonderlijk document neergelegd bij de NBB ->
Sociale balans:
beschrijving van de werkgelegenheidspolitiek in het bedrijf
beperkingen
1) Muntontwaarding:
verschillende jaren vergelijken -> rekening houden -> omwille van inflatie -> de monetaire cijfers niet volledig vergelijkbaar zijn
2) De indeling per boekjaar is niet realistisch.
Onderneming -> werkt gewoon door -> sommige projecten duren jaren -> de jaarrekening geeft een vertekend beeld
3) Vereenvoudiging en samenvatting:
diverse activiteiten van een onderneming -> worden weergeven onder vorm van financiële rekeningen -> slechts indien men vereenvoudigt + samenvat. Vereenvoudiging en samenvatting -> brengen echter een verlies aan duidelijkheid + aan detailinformatie mee
4) De waardering van sommige posten in euro
is slechts een schatting. sommige dingen -> kan niet in geld uitgedrukt worden -> bv: teamgeest en werksfeer
5) Momentopname:
bij het analyseren van de jaarrekening (de balans) -> bestuderen de toestand van het bedrijf -> op een welbepaald moment en niet over een periode
1.2 Publicatieverplichting
Microvennootschap
niet meer dan 1
criteria overschrijden
jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10
jaaromzet (exclusief btw): 700 000 EUR
balanstotaal: 350 000 EUR
Kleine vennootschap
niet meer dan 1
criteria overschrijden
jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50
jaaromzet (exclusief btw): 9 000 000 EUR :
balanstotaal: 4 500 000 EUR
'Grote' vennootschap
meer dan 1
criteria overschrijden
jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50
jaaromzet (exclusief btw): 9 000 000 EUR
balanstotaal: 4 500 000 EUR
1.3 Belang van een goede analyse
voor aandeelhouders
kunnen oordelen of het bedrijf goed of slecht bezig is en of ze er nog in moeten beleggen
-> rendabiliteit en stabiliteit
voor banken
voor het toekennen en opvolgen van kredieten
-> liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit
financiële analisten
geven advies aan klanten, heel belangrijk dat ze weten wat een bedrijf aan het doen is
voor de onderneming zelf
zo kunnen ze zien of ze financieel goed bezig zijn en kunnen ze corrigerende acties ondernemen + om de juiste financieringsbeslissingen te nemen
-> solvabiliteit, rendabiliteit
voor concurrenten
zichzelf vergelijken met hun concurrentie en de beste proberen te blijven
voor leveranciers
risico op niet-betaling, geven soms leverancierskrediet
-> liquiditeit
voor werknemers
bepalen werkzekerheid en looneisen
voor de overheid
belastingen, subsidies, ...
1.4 De balans
A. Vorm en inhoud
de meeste liquide bezittingen onderaan komen te staan
de balans wordt
na
de resulatenrekening opgesteld
de snelst opvraagbare schulden staan onderaan
B. Actieve kapitaalstructuur
I Oprichtingskosten:
zijn alle kosten die gemaakt moeten worden om de onderneming op te richten, verder te ontwikkelen of te herstructureren
Vaste en vlottende activa
vaste middelen:
deze middelen blijven voor een lange tijd in de onderneming en ze zijn nodig voor de normale werking ervan
voorbeelden:
machines, gebouwen, auto's,...
II Imateriële vaste activa:
de niet-tasbare vastgelegde activa
knowhow:
kosten bij de ontwikkeling van technische kennis en bedrijfservaring. Bv: software bij computers
kosten van ontwikkeling:
alle kosten die gemaakt worden bij studies voor de productie van nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten, systemen, ... door gebruik te maken van verworven kennis alvorens een productie te starten die kan worden gecomercialiseerd
Goodwill:
de meerwaarde van een onderneming boven het netto vermogen, de toekomstige inkomsten van de ondernemingen die nog niet gewaardeerd zijn op de balans maar die al wel bestaan in de vorm van kennis, klanten, merken, personeel, ...
licenties:
overeenkomst waarbij de octrooihouder zijn rechten voor de productie / verkoop van een bepaald product aan een ander overdraagt in ruil voor een vergoeding
octrooien:
exclusief recht tot het verkopen van een product of om een uitvinding of fabricageprocedé te exploiteren. Bv: patent
III Materiële vaste active:
de tastbare vastgelegde activa
-> voorbeelden
terreinen en gebouwen
installaties, machines, uitrusting
meubilair, rollend materieel
leasing en soortgelijke rechten:
gebruiksrechten op lange termijn voor onroerende goederen of roerende goederen
overige materiële goederen
IV Financiële vaste active:
een onderneming zal het grootste deel van zijn middelen gebruiken om te investeren in gebouwen, machines, ... Het andere deel kan gebruikt worden voor het aankopen van aandelen en obligaties van andere ondernemingen
verschillende redenen:
om controle te krijgen over een onderneming, hopen winst te maken of een band te scheppen met een leverancier of klant
aandelen
gekocht met bedoeling ze
binnen 12 maanden
opnieuw te
verkopen
-> horen niet in deze rubriek -> hoort bij
geldbeleggingen
indien
de onderneming
een
blijvende band
wilt creëren met
het bedrijf
waarvan het
aandelen koop
->
financiële vaste activa
de mogelijkheden
ondernemingen met deelnemingsverband:
je bezit
tussen
de
10% en de 50%
van het kapitaal van die onderneming
andere financiële vaste activa:
je bezit
minder dan 10%
van de aandelen, borgtochten
verbonden ondernemingen:
hoge graad van medezeggenschap in het beleid van de onderneming, je bezit
meer dan 50%
van het kapitaal van die onderneming
V Vorderingen > 1 jaar
voor de berekening van de vlottende activa worden de vorderingen op meer dan 1 jaar het best overgeheveld naar de
vaste activa
aangezien deze vorderingen niet binnen het jaar liquide gemaakt kunnen worden
vlottende middelen:
goederen die zo vlug mogelijk zullen worden omgezet in geld
voorbeelden:
handelsvorderingen < 1 jaar, voorraden, cash geld
VI Voorraden en bestellingen in uitvoering
gereed product:
een stoel die klaar is, maar nog niet in de winkel staat
handelsgoederen:
een stoel die verkocht kan worden
onroerende goederen bestemd voor verkoop:
dit zijn gebouwen, gronden e.d. die de onderneming niet zelf gebruikt, maar wil verkopen. Ze zijn er wel eigenaar van
vooruitbetaling op voorraadinkopen:
betaalde voorschotten aan leveranciers voor aankopen van alle bovenstaande voorraden
hulpstoffen:
de vijzen en de lak
goederen in bewerking:
een stoel die nog niet helemaal klaar is
grondstoffen:
het hout voor de zitting en leuning, het metaal voor de poten
VII Vordering ≤ 1 jaar
Handelsvorderingen:
de gewone klantenrekeningen en vorderingen die twijfelachtig zijn
overige vorderingen:
vorderingen op personeel, vorderingen op directe belastingen, btw-administratie,...
VIII Geldbeleggingen:
als een onderneming tijdelijk cash geld over heeft, kan ze dat best op korte termijn beleggen
IX Liquide middelen:
als de onderneming het geld daarna terug nodig heeft, worden de geldbeleggingen terug omgezet in liquide middelen
X Overlopende rekeningen
over te dragen kosten:
kosten die gemaakt werden tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van een of meerdere volgende boekjaren gebracht moeten worden (vooraf betaalde kosten)
verworven opbrengsten:
opbrengsten die maar in de loop van een volgend boekjaar geïnd zullen worden maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar (te ontvangen opbrengsten)
de mogelijkheden
over te dragen kosten:
50 kg printpapier aangekocht een week voor het afsluiten van het boekjaar
verkregen opbrengsten:
intrest op termijnrekening van 1 jaar die je ontvangt in de eerste week van het nieuwe boekjaar
Exploitatiekapitaal en belegd kapitaal
exploitatiekapitaal:
kapitaal dat in de onderneming zelf nodig is om de ondernemingsdoelstellingen te kunnen bereiken
voorbeelden:
machines, fabrieksgebouwen
belegd kapitaal:
kapitaal dat buiten de onderneming belegd wordt omdat het tijdelijk niet nodig is, er is geen enkel verband met de ondernemingsdoelstellingen
voorbeelden:
beleggingen in andere ondernemingen, kasbons, termijnrekeningen
redenen om belegd kapitaal aan te houden
rendabiliteit:
geld dat je niet gebruikt kan je best beleggen voor de rente
zekerheid:
als je onderneming het even minder goed doet, brengt dat misschien nog iets op (bv: beleggingen met een vaste opbrengst)
liquiditeit:
snel terug omzetbaar in cash geld (meestal)
C. Passieve kapitaalstructuur
Eigen vermogen en Vreemd vermogen
eigen vermogen:
kapitaal dat door de eigenaar ingebracht is in de onderneming voor de hele levensduur en dat vergoed wordt als er winst gemaakt word
tot deze groep behoren deze rubrieken
I Kapitaal:
het is de schuld van de onderneming tegenover haar eigenaars, de eigenaars staan een deel van hun privévermogen af aan deze onderneming -> in geld of natura -> de onderneming houdt op met bestaan -> waarde van ingebrachte middelen gaan terug naar de eigenaars
II Uitgiftpremies:
als een onderneming al een tijdje bestaat en goed draait, dan zal de reële waarde van het aandeel niet meer overeenkomen met de nominale waarde van het aandeel
III Herwaarderingsvermogen:
vaste activa kunnen na verloop van tijd meer waard worden -> een niet-gerealiseerde meerwaarde, omdat er geen stijging van het cash geld tegenover staat (bv: grond, gebouwen)
IV Reserves:
winsten die niet door de ondernemer opgenomen worden en dus in de zaak blijven
V Overdragen winst of verlies:
winsten van het huidig boekjaar en de voorafgaande boekjaren die niet verdeeld werden onder de aandeelhouders of gereserveerd werden en anderzijds de verliezen die niet gecompenseerd werden door afnemingen op de reserves of het kapitaal
VI Kapitaalsubsidies:
als een onderneming investeert in vaste activa kan ze onder bepaalde voorwaarden overheidssteun krijgen
vreemd vermogen:
alle middelen die op korte of lange termijn terugbetaald moeten worden aan derden (= schulden langs de passiefkant)
tot deze groep behoren deze rubrieken
VVLT (vreemd vermogen op lange termijn)
VII Voorzieningen en uitgestelde belastingen:
de wet op de boekhouding verplicht ondernemingen om rekening te houden met toekomstige risico's en kosten die mogelijk kunnen uitgroeien tot schulden (bv: grote herstellings- en onderhoudswerken)
VIII Schulden > 1 jaar
Handelsschulden:
deze schulden vloeien voort uit het verhandelen van goederen en diensten, meestal gaat het om betalingsuitsel van leveranciers
Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen:
bv: voorschotten van klanten op leveringen na > 1 jaar
Financiële schulden:
deze worden aangegaan om de activiteiten van de onderneming te financieren (bv: leningen)
VVKT (vreemd vermogen op korte termijn)
IX Schulden ≤ 1 jaar
Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten:
alles wat te maken heeft met belastingen en personeelskosten (bv: vakantie geld, RSZ)
Schulden op > 1 jaar die binnen het jaar vervallen:
maandelijkse aflossing lening, stuk dat binnen het jaar terugbetaald moeten worden
Financiële schulden:
bv: kaskrediet (= met uw rekening onder nul gaan)
Handelsschulden:
betalingsuitsel leveranciers
X Overlopende rekeningen
Toe te rekenen kosten:
kosten die pas in een later boekjaar betaald zullen worden, maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar (bv: factuur elektriciteit voor laatste maand boekjaar, die je ontvangt in de eerste week van het nieuwe boekjaar)
Over te dragen opbrengsten:
opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar geïnd zijn, maar die betrekking hebben op een later boekjaar (bv: je ontvangt 3 maanden huurgeld bijgebouw in de laatste maand van het boekjaar)
Permament vermogen en vreemd vermogen op korte termijn
permanent vermogen:
het vermogen waarover de onderneming voor een lange termijn kan beschikken (meer dan 1 jaar)
rubrieken
Eigen vermogen (I - VI)
VII Voorzieningen
VIII Schulden > 1 jaar
Vreemd vermogen op korte termijn:
geld waarover de onderming maar voor minder dan een jaar kan beschikken, dan moet het terug betaald worden
rubrieken
IX Schulden ≤ 1 jaar
X Overlopende rekeningen
1.5 De resultatenrekening
A. Vorm en inhoud
scrontovorm:
naast elkaar (kosten links, opbrengsten rechts)
staffelvorm:
onder elkaar
rekeningen
andere bedrijfsopbrengsten:
bv. ontvangen subsidies bij in- of uitvoer
diensten en diverse goederen:
bv. elektriciteitsfactuur
bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen:
bv. loon van personeel
omzet:
verkoop van goederen en diensten
opbrengsten FVA (financiële vaste activa):
dividenden en intresten uit aandelen of vorderingen (bv. dividend ontvangen van dochteronderneming)
kosten van schulden:
bv. betaalde rente op een lening
handelsgoederen:
aankoop van goederen die je later doorverkoopt
opbrengsten uit vlottende activa:
bv. ontvangen rente van een termijnrekening of obligatie
geproduceerde vaste activa:
door de onderneming voor eigen gebruik vervaardigde materiële en immateriële vaste activa
B. De relatie tussen balans en resultatenrekening
balans:
momentopname van het vermogen in de financiële structuur van een onderneming op een bepaald ogenblik
de resultatenrekening:
toont evolutie van het eigen vermogen tussen 2 balansdata in
1.6 De toelichting
3 soorten gegevens
verduidelijking van de cijfers van de balans en de resulatenrekening, sommige rubrieken worden hernomen en grondiger uitgewerkt
gegevens die niet in de balans of in de resultatenrekening terug te vinden zijn, namelijk de rekeningen van klasse 0 (bv: waarborgen gesteld door de onderneming zoals hypotheek, borgstelling,..., participaties,...)
een samenvatting van de waarderingsstelsel