Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Ondersteuning bij eten en drinken - Coggle Diagram
Ondersteuning bij eten en drinken
Waarom eten mensen?
Mensen eten om de nodige voedingsstoffen binnen te krijgen. Het lichaam heeft
brandstoffen
nodig, zoals suiker, koolhydraten en vetten. Die leveren energie om te bewegen, te denken en warm te blijven. Het lichaam heeft ook
bouwstoffen
nodig zoals eiwitten, voor de opbouw en vervanging van allerlei lichaamsweefsels en om te kunnen groeien. Het lichaam heeft
beschermende stoffen
nodig, zoals vitaminen en mineralen. Die zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. Ze beschermen het lichaam tegen ziekten en leveren geen energie.
Eten is een sociale bezigheid
. Samen aan tafel zitten betekent aandacht voor elkaar hebben, elkaars verhalen aanhoren en samen lachen. Het versterkt de onderlinge band.
Spijsvertering
Spijsvertering
is het proces waarbij voedsel door het lichaam wordt verwerkt: de voedingsstoffen worden opgenomen en de afvalstoffen afgevoerd.
stofwisseling
De stofwisseling
is het geheel van chemische processen, waarbij in het lichaam stoffen worden omgezet in andere stoffen. Tijdens de spijsvertering wordt voedsel omgezet in brandstof en de andere grondstoffen die nodig zijn om het lichaam goed te laten functioneren.
Functie van de spijsvertering
voedsel opnemen (via de mond);
voedsel fijnmaken (kauwen);
voedsel vervoeren (door spierbewegingen);
voedsel afbreken en verteren (door verteringssappen en spierbewegingen);
voedingsstoffen voor de lichaamscellen afgeven aan het bloed (via de dunne darmwand);
onverteerbare voedselbestanddelen afvoeren (via de anus).
Enzymen
zijn stoffen die mensen vormen in hun lichaam en die ervoor zorgen dat bepaalde processen in het lichaam worden versneld.
Zetmeel
is een langzaam verteerbare koolhydraat en een energierijke voedingsstof.
De dirie speekselklieren
oorspeekselklieren,
waarvan de afvoerbuizen uitkomen tegenover de tweede valse kies in de bovenkaak;
ondertongspeekselklieren
, waarvan de buisjes in de slijmvliesplooien onder de tongpunt zitten;
onderkaakspeekselklieren,
die achter de onderste snijtanden zitten.
Gezond eten en gezond eetgedrag
Voedingsmiddelen
zijn levensmiddelen, dat wil zeggen producten zoals brood, vlees en kaas of vruchten. Eigenlijk zijn het alle etenswaren die geschikt zijn voor menselijke consumptie.
Voedingsstoffen
zijn de bestanddelen van voedingsmiddelen die het lichaam nodig heeft, als brandstof, bouwstof of regelstof: zoals eiwitten, koolhydraten, vetten, vitaminen en mineralen.
Vitaminen en mineralen: voor groei, ontwikkeling en het voorkomen van ziekten.
Koolhydraten: voor energie. Verteerbare koolhydraten (zetmeel en suikers) worden omgezet in glucose, de brandstof van het lichaam.
Vezels: niet-verteerbare koolhydraten zijn belangrijk zijn voor een goede darmwerking.
Eiwitten: voor energie en als bouwstoffen. De aminozuren die eiwitten leveren, zijn nodig voor het aanmaken van nieuwe lichaamscellen.
Aminozuren worden ook gebruikt voor afweerstoffen en hormonen.
Vetten: leveren energie (calorieën), vitaminen (A, D en E) en essentiële vetzuren (linolzuur en alfa-linoleenzuur). Voor je lichaam zijn onverzadigde vetten gezonder dan verzadigde vetten.
Water. Een volwassen lichaam heeft anderhalf tot twee liter water per 24 uur nodig! Genoeg drinken is minstens zo belangrijk als goed eten. Je kunt langer zonder eten dan zonder water. Onvoldoende vochtinname leidt tot uitdroging. Uitdrogingsverschijnselen komen vaker en sneller voor dan je denkt!
De
Schijf van Vijf
geeft vijf groepen voedingsmiddelen die rijk zijn aan voedingstoffen:
Groente en fruit
Brood, graanproducten en aardappelen
Zuivel, noten, peulvruchten, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers.
Smeer- en bereidingsvetten
Dranken
Om te weten wat voor iemand een gezond gewicht is, kun je de
BMI-score
gebruiken.
Het Voedingscentrum zegt het simpel: als je niet meer eet dan je lijf nodig heeft, kom je ook niet aan. Dit noemt het Voedingscentrum
energiebalans.
Eetproblemen en eetstoornissen
Een
eetstoornis
is wel een bedreiging voor de gezondheid en/of de (psychosociale) ontwikkeling van een kind of jongere.
Bij een
eetprobleem
is er sprake van eetgedrag dat samenhangt met niet willen, kunnen, durven of mogen eten en/of drinken
De slokdarm
De
huig
is het achterste gedeelte van het zachte gehemelte, een soort lelletje achterin de keel.
De huig speelt een belangrijke rol bij het slikken. Het zorgt ervoor dat het voedsel niet in de neusholte terecht kan komen.
Het strottenhoofd en het strotklepje speelt ook een belangrijke rol bij het slikken.
Het
strottenhoofd
beweegt tijdens het slikken omhoog en naar voren, waardoor het
strotklepje
de luchtpijp afsluit. Zo kan er geen eten in de luchtpijp komen en de ademhaling verstoren.
Vervolgens persen kringspieren het voedsel verder naar beneden, de slokdarm in.
Deze
peristaltische beweging
zorgt voor voedseltransport naar het maag-darmkanaal.
De
slokdarm
loopt van het midden van de hals tot aan de onderkant van de borst.
De enige functie van de slokdarm is het voedsel door een peristaltische beweging naar de maag brengen.
De maag
het verder kneden en fijnmaken van voedsel dat via de slokdarm uit de mond komt;
het afbreken van eiwitten en vetten;
het doden van bacteriën. Een bacterie is een eencellig micro-organisme dat nodig is voor het leven op aarde, maar dat soms ook ziekte of bederf veroorzaakt.
De lever is de grootste en zwaarste klier van het lichaam.
. Insuline beïnvloedt de suikerstofwisseling.
De alvleesklier
Hij heeft twee functies. De eerste functie is het afscheiden van alvleeskliersap. In het alvleeskliersap zitten enzymen die eiwit, vetten en zetmeel verteren.
De tweede functie is het afscheiden van insuline en glucagon.
Dikke en dunne darm
In de dunne darm vindt de laatste fase van de spijsvertering plaats. Door de wand van de dunne darm wordt het voedsel opgenomen in het bloed.
Het voedsel dat niet wordt opgenomen, passeert de dunne darm tot aan het einde. Daarna komt het in het volgende deel van het spijsverteringskanaal terecht, de dikke darm.