Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Stof- en energieomzettingen bij autotrofe organismen - Coggle Diagram
Stof- en energieomzettingen bij autotrofe organismen
5. Verloop van het fotosyntheseproces
5.1.2 Fotofosforylatie
energie komt vrij uit fotosysteem II -> gebruiken voor protonenpomp
protonenpompen (eiwitten) zitten in het eenheidsmembraan van de thylakoïden
protonenpompen: pompen protonen (H+) van het stroma naar de binnenkant van de thylakoïden
ontstaat: protonengradiënt
opslag: potentiële energie
ATP-synthasecomplex = eiwit in het eenheidsmembraan van de thylakoïden
ATP-synthasecomplex laat protonengradiënt van de thylakoïden naar het stroma lopen
energie komt vrij -> ATP aanmaken
ADP + P + E -> ATP
fotosysteem I: uitstoten van elektronen door chlorofyl dankzij lichtabsorptie
elektronen doorgeven aan NADP+ door een elektronentransportketen
gevormd: NADPH (bevat energie)
NADP+ + 2e- + 2H+ + E -> NADPH + H+
5.2 Donkerreacties
vorming van glucose m.b.v. de Clavincyclus
6 CO2 -> C6H12O6
energie van ATP en NADPH gebruiken
calvincyclus
verbruikt: 18 ATP
gevormd: 12 NADPH
7. Factoren die de fotosynthese beïnvloeden
7.1 Lichintensiteit
fotosynthese stijgt als lichtintensiteit stijgt
verschil tussen licht- en schaduwplanten
7.2 Temperatuur
fotosynthese stijgt als temperatuur stijgt
max fotosynthese-activiteit bij 33°C
bescherming bij te hoge temperatuur: huidmondjes afsluiten
daling fotosynthese-intensiteit door denaturatie van eiwitten = veranderen van vorm waardoor ketens breken en de fotosynthese niet meer mogelijk is
CO2-gehalte
fotosynthese stijgt als de CO2-concentratie stijgt
CO2 = broeikasgas
Keelingcurve
toont klimaatverandering aan
voortdurende stijging van CO2
zaagtandstructuur: zomer (veel fotosynthese) <-> winter