Tegelijkertijd bindt een bijkomend eiwit, CD4 genaamd, op het oppervlak van de helper-T-cellen aan het klasse II MHC-molecuul, waardoor de cellen bij elkaar blijven. Terwijl de twee cellen met elkaar in wisselwerking staan, worden signalen in de richting van cytokinen uitgewisseld.
De cytokines die door een dendritische cel worden uitgescheiden, werken bijvoorbeeld in combinatie met het antigeen om de helper-T-cel te stimuleren, waardoor deze zijn eigen set cytokines produceert. Ook maakt uitgebreid contact tussen de celsystemen verdere informatie-uitwisseling mogelijk.