Imaginatie met rescripting: 1: patient stelt zich de ervaring zo levendig mogelijk voor; 2: patient moet de scene voorstellen als volwassene die erbij staat, om na te gaan wat de volwassene voelt, denkt, wil doen; om in te grijpen en te doen wat de volwassene denkt dat goed is voor het kind. 3: patient stelt zich de situatie opnieuw voor als kind, om de interventie van zichzelf als de volwassene te zien, te ervaren als kind en na te gaan wat het voor het kind betekent. Patient moet beschikking hebben over een GV, anders moet de therapeut zelf als volwassene in de imaginatie komen