Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
sociale zekerheid week 6. belastingen - Coggle Diagram
sociale zekerheid week 6. belastingen
wat is belasting:
een algemene, verplichte betaling aan de overheid door een rechtssubject, waartegenover geen individuele prestatie van die overheid aan dat rechtssubject staat.
legaliteitsbeginsel 104 gw: belastingen worden geheven uit kracht van een wet. andere heffingen van het rijk worden bij de wet geregeld.
doel van belastingheffing:
voorzieningen, zoals: gezondheidzorg, wegen/dijken, politie, onderwijs, rechtspraak, participatiewet
andere inkomstenbronnen: aardgas, aandelen, premies sociale verzekeringen
gedrag stimuleren of ontmoedigen: investeren in jonge ondernemers, tabak en alchol
draagkrachtbeginsel bv inkomstenbelasting
profijtbeginsel: motorrijtuigenbelasting
soorten belastingheffing:
inkomstenbelasting: wet IB, over inkomen natuurlijke personen
vennootschapbelasting (VPB): over de winst van rechtspersonen, wet op vennootschapsbelasting
loonbelasting (LB): over loon van een werknemer, voorheffing op IB, vrijwel gelijk aan IB, wet loonbelasting
omzetbelasting (OB): over de levering van goederen en diensten door ondernemers, wet op de omzetbelasting
dividendbelasting (div): over winstuitkering van aandelen, voorheffing op de IB, wet op de dividendbelasting
erfbelasting: over een erfenis, successiewet (sw)
schenkbelasting: over schenkingen, successiewet
kansspelbelasting (WKB): over gewonnen geld
overdrachtsbelasting (OVB): bij verkrijgen van onroerend goed, wet op belastingen van rechtsverkeer
motorrijtuigenbelasting (wet MRB): bij het hebben van een auto of motorrijwiel
BPM (wet belasting personenauto's en motorrijwielen): bij registratie van een auto of motorrijwiel.
accijns (wet op de accijns): op alchol, tabak
provinciale en gemeentelijke belastingen: bv onroerende zaakbelasting, hondenbelasting, waterschapsbelasting (verontreinigingsheffing), kwijtschelding, parkeerbelasting
bronnen van belastingrecht:
eenvoudige totstandkoming: geen eerste en 2e kamer, alleen minister van financien. bij uitvoeringsbesluit wel ministerraad en RvS. handig bij snel veranderend belastingrecht. wel wat ondoorzichtig
richtlijnen: vanuit de EU, implementeren
ABBB: gedragsregels overheid. bv vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel
jurisprudentie
resoluties: uitleg van wetsartikel door staatssecretaris. belastingsdienst moet dit opvolgen
inkomstenbelasting, voor wie?
natuurlijke personen
binnenlands belastingplichtig (wereldinkomen)
buitenlandsbelastingplichtig (inkomen uit nederland belast in nederland)
tussen landen zijn verdragen gesloten zodat er geen dubbele belasting betaald hoeft te worden.
boxensysteem geldend voor 2021
box 1: inkomen uit werk en woning. schijventarief (va 2020 nog maar 2 schrijven). schijf 1. tot 68508 37.10%. schijf 2: vanaf 68509 49,50%
gedeelte IB, gedeelte PH.
box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang. tarief 26,90%. meer dan 5% aandelen in BV
box 3: vermogen (31%). 1 januari peildatum. heffingsvrij vermogen (verhoging in 2021 naar 50000. fortaitair rendement afhankelijk van de hoote van het vermogen (sinds 2017). hierover betaal ik 31% IB.
verzamelinkomen/belastbaar inkomen
rangorde
persoongebonden aftrek (op inkomen).
bv specifieke zorgkosten (ook voor partner, kinderen, zorgafh inwonende ouders, broer, zussen, studieuitgaven, onderhoudsverplichting (uitz kinderall)
eerst vermindering inkomen box1
nihil? dan box 3
ook niet toereikend? dan box 2.
heffingskortingen (op te betalen belasting, zie later in presentatie).
belastingen box 1 + box 2 + box 3 = - heffingskorting - reeds betaalde loonbelasting
heffingskortingen:
sinds 2014 inkomensafhankelijk!, voor iedere belastingsplichtige, aanrechtsubsidie/minstverdienende partner - deze regeling wordt afgebouwd, verhoging tot 2837
arbeidskorting: bij loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheid (let op: niet bij uitkering
inkomensafhankelijke combinatiekorting: bij arbeidsinkomen hoger dan 5153 (2021) zie pp voor extra info
jonggehandicaptenkorting: voor wajongers
ouderenkorting: vanaf pensioengerechtigde leeftijd. inkomen kleiner dan 37970 euro korting: 1703. inkomen tussen 37970 en 49323: 1703 minus 15% van het inkomen boven de 37970
alleenstaande ouderkorting: 65+ zonder partner. vast bedrag van 443