Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Peuter (1-3j), Afzonderlijk proces - Coggle Diagram
Peuter (1-3j)
Biologische Ontw.
Lichaamsvorm en -structuur
Sneller groei dan gewichtstoename
10cm en 2-3kg per jaar
Actiever
Verdwijnen van babyvet
Stevigheid (meer spierweefsel)
Grove motoriek & spierbeheersing
Beheersing van loopgedrag, leert vlot lopen
Lopen combineren met het ontdekken, al doende krijgt het ingewikkelde bewegingen onder controle
Springen
Rennen
Achteruitlopen
...
Fijne motoriek
Toenemende oog-handcoördinatie
Meer exploreren en experimenteren
Eenvoudige kledij aandoen
Zelfstandig eten met een lepel
Grote blokken stapelen
Grote parels rijgen
....
Risico's
'Veilige' omgeving
Zindelijkheid
Grote verschillen van kind tot kind!!!!
2 à 2,5j
Overdag
doorgaans zindelijk
Subtiele zintuigelijke gewaarwordingen eren opmerken
Volle blaas
Controle verwerven over sluitspieren
Motivatie om actief mee te werken
3 à 4j
Doorgaans
's nachts
zindelijk
Psychologische Ontw.
Algemeen
2 grote veranderingen
Kind kan lopen
Motorisch
Taalontwikkeling
Cognitief / psychologisch
Gevolgen
Kind gaat volop ontwikkelen
Inzicht samenhang oorzaak en gevolg
Afwezige objecten kunnen nu mentaal aanwezig zijn
Wereldbeeld verandert enorm
Kind leert uit ervaring van anderen i.p.v louter ontdekken
Piaget
Sensomotorisch stadium (0-2j)
Tertiaire circulaire reacties (12-18mnd)
Herhaalt handelingen
Meer variatie
Actief experimenteergedrag
: nieuwe effecten uit proberen
Gedragingen die hij reeds kent op verschillende wijzen toe te passen om te kijken welk effect deze teweeg brengen
Vb: kloppen op de grond/ op tafel is er een verschil in effect / geluid
Mentale voorstelling ( 18-24mnd)
Hij kan alle situaties waarmee hij in aanraking komt op een correcte manier plaatsen
In gedachten nieuwe experimenten voorstellen
Relatief evenwicht bereikt
Assimilatie en accomodatie
Meer innerlijke voorstellingen
Verwarringen
Neemt voorstellingen op in de voor hem gekende waarnemingen
Slaat werkelijkheid en fantasie door elkaar
Vb: als een bal onder een meubelstuk rolt, kunnen ze beredeneren waar die aan de andere kant weer zal verschijnen
Vb: als een bal onder een zetel rolt gaat hij aan de andere kant van de zetel gaan staan
Pre-operationeel stadium (2-7j)
Pre-operationeel denken
Fase van het magisch denken
Start: voorstellingen kan beginnen maken in zijn hoofd
Verschillende gedragingen
Uitgestelde imitatie
Imitatie van modellen die op dat moment niet fysiek aanwezig hoeven te zijn
Vb: iemand gezien die rookt, proberen na te doen met een rietjes
Leren door nabootsing
Fantasiespel
Voorwerpen betekenissen geven
Tekenen
De krabbels van de peuter voor hem zeker wel een betekenis
Mentale beelden
Bepaalde beelden onthouden
Objecten of Gedragingen
Taal
Bepaalde object, gedrag benoemen zelfs als het er niet meer is
Beginnend symbolisch denken
Reageert niet meer enkel op wat hij op dat moment kan waarnemen, maar ook op situaties die niet daadwerkelijk aanwezig zijn en die het kind zich herinnerd
Vb: een doos een huis van maken, een banaan met een geweer maken
Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
Nieuwe soort egocentrisme
Bekijken werkelijkheid objectief, maar subjectief
Vertekend wereldbeeld door eigen wensen en voorstellingen
Fysiognomisch
Voorwerpen hebben gezichten
Vb: de zon lacht zo mooi
Artificialisme
Alles wat kin ziet op de wereld moet door mensen gemaakt worden
Vb: de reuzen hebben de bergen neergezet
Finalisme
Alles wat gebeurt moet een reden hebben
Waarom vragen om het doel van de dingen te weten te komen
Vb: waarom het regent, niet weten waar de regen vandaan komt
wel wat het nut is : omdat de plantjes zouden kunnen drinken
Animisme
Levenloze objecten hebben gevoelens en intenties
Vb: de tafel is stout want hij heeft mij pijn gedaan
Verbanden tussen oorzaak en gevolg die niet echt zijn
Oorzakelijke verbanden tussen gebeurtenissen die zich toevallig tegelijkertijd of kort na elkaar hebben voorgedaan
Vb: als ik mijn pyjama aan heb begint Paw patrol, dus als ik mijn pyjama aandoe begint paw patrol ook al is het nog geen avond
Magisch denken
Door bepaalde zaken te doen invloed kan uitoefenen op wat er gebeurt
Vb: denken aan een boze wolf dat hij dan ook gaat komen, dus ik mag niet denken aan een boze wolf
2 stadia's
Preconceptueel denken
Nog niet logisch denken
Preconcepten
Overdiscriminalisatie
Te eng gebruikt
Vb: mijn fiets is een fiets, maar de andere in de winkel niet
Overgeneralisatie
De gelijkenissen
Vb: alles met wielen is een auto
Concept
: denkinhoud
Intuïtief denken
Logisch denken
Concepten
Generaliseren
Discrimineren
Inleiding
1ste levensjaar
Psychologische overgang
Psychologische geboorte van de mens
Via de zintuigen krijgt het kind een nauwkeurig beeld van zijn omgeving
Kind kan zelfstandig bewegen
Rechtop lopen
Hechting aan één of meerder individuen: relatie veranderd
Ontluikende Zelfbewustzijn
Basis voor taalverwerking werd gelegd: echt taalgebruik en intelligent handelen
Afzonderlijk proces
Denkprocessen
Ordenen van dingen rond hen heen
Vb: alle diertjes bij elkaar
Met ondersteuning van taal leren ze onderscheid te maken tussen objecten die op elkaar lijken
Vb: trein en auto
Objecten en situaties kunnen in hoofd voorgesteld worden
Vb: legpuzzels
Categoriseren