Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
geschiedenis par 4.1 t/m 4.4 - Coggle Diagram
geschiedenis par 4.1 t/m 4.4
4.1
agrarische samenleving = een maatschappij waarin bijna iedereen als boer werkt en er vrijwel geen steden zijn
domein = gebied waar een heer de baas was en waarvan hij de inkomsten kreeg. het bestond vroonland (met de hoeve van de heer), hoeveland (waar de horigen woonden) en woeste gronden
herendiensten = werkzaamheden die horigen gratis voor de heer moesten doen
horige = boer die geen eigen grond had, maar die moest werken op het land van de heer en die de grond van de heer niet mocht verlaten zonder zijn toestemming
middeleeuwen = periode van 500 tot 1500 n.C.
vroege middeleeuwen = tijdvak van 500 tot 1000 n.C.
4.2
adel = groep van mensen die zijn gespecialiseerd in verdediging en bestuur, die de baas zijn over een of meer domeinen en die een titel hebben (bijvoorbeeld graaf of hertog). de adel is in de middeleeuwen de tweede stand
Frankische rijk = het rijk van het Germaanse volk van de Franken, dat belangrijk was van de 6e tot en met de 9e eeuw
leenheer = iemand die stukken land uitleende aan leenmannen in ruil voor trouw en steun
leenman = iemand die een heer hielp bij de oorlogvoering, het bestuur en de rechtspraak en die als beloning een stuk land in leen had
leenstelsel = systeem waarbij een heer stukken land aan leenmannen uitleende, in ruil voor hun trouw en steun
ridder = goed bewapende ruiter, die voor de oorlogvoering zijn eigen paard moest meenemen
4.3
geestelijkheid = groep van mensen die hun leven in dienst stellen van de christelijke godsdienst, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. de geestelijkheid is in de middeleeuwen de eerste stand
heidenen = de naam die christenen gaven aan mensen die geloofden in natuurgoden en -krachten
klooster = gebouw waar monniken of nonnen leven om zich helemaal aan hun geloof te wijden
missionaris = priester die mensen tot christelijk geloof wil bekeren
monnik = man die zijn leven aan zijn geloof heeft gewijd en in een klooster woont
non = vrouw die haar leven aan haar geloof heeft gewijd en in een klooster woont
priester = geestelijke die mensen helpt om te leven volgens de geloofsregels. Hij verzorgt de kerkdienst, de doop, het huwelijk en de begrafenis van gelovigen
stand = groep met een vaste plek en een eigen taak in de samenleving. Middeleeuwers verdeelden de samenleving in drie standen: de geestelijken, de adel en de boeren
4.4
islam = geloof in Allah, volgens de leer van Mohammed
koran = heilig boek van de islam, waarin de belangrijkste regels en voorschriften van het islamitische geloof staan
moskee = Islamitisch gebedshuis
moslim = aanhanger van de islam, volgeling van Mohammed
profeet = een persoon die boodschappen van god of Allah krijgt en doorgeeft aan de gelovigen
vijf zuilen = de vijf belangrijkste leefregels voor moslims
geef aan armen en zieken
in de islamitische maand ramadan mag je van zonsopkomst tot zonsondergang niet eten, drinken, roken of vrijen
bid vijfmaal per dag, geknield met het hoofd naar mekka
maak minimaal een keer in je leven een bedevaart naar Mekka (een reis naar Mekka om daar op heilige plaatsen te bidden)
er is maar een god Allah