In een groot interview onlangs in de Haagse Post zei Jeroen Brouwers over zijn laatste boek: "Bezonken Rood is de afronding van wat ik gemakshalve de tweede periode in mijn schrijverij noem". Een terechte constatering, want "Bezonken Rood" geeft antwoord op vragen die na lezing van vooral; "Zonsopgangen boven Zee" en "Het Verzonkene" (dat deze drie romans met elkaar verbonden zijn door het woord "zon" is duidelijk) boven komt drijven: waarom schrijft Brouwers enerzijds vol tederheid over de vrouw en dan in het bijzonder over zijn moeder, en waarom vermomt hij zijn kennelijk immer knagende wroeging als haat? (Over de polemische stukken van Brouwers, die met die laatste vraag ten dele te maken hebben: "Bezonken Rood" is een te belangrijk boek om als slagwapen in een literaire discussie te dienen). Naar mijn mening is "Bezonken Rood" van deze trilogie het meest geslaagde werk: "Zonsopgangen boven Zee" is mij te gekunsteld om werkelijk te kunnen imponeren en "Het Verzonkene" te halfslachtig van inhoud. Zonder zijn voorgangers is "Bezonken Rood" echter niet volledig te begrijpen, want juist in die boeken staat het best beschreven welke invloed de haat-liefde verhouding tot de moeder heeft gehad op de ik-persoon. "Bezonken Rood" is geschreven naar aanleiding van de dood van de moeder van Brouwers. In "Het Verzonkene", het werk dat inhoudelijk voorafgaat aan deze roman, schreef hij over haar: "Ik bezoek haar nooit, ik schrijf haar nooit, ik bel haar niet op. Zij mij ook niet. Ik weet niet hoe zij leeft, waar zij mee bezig is, of zij misschien eenzaam is. Zij weet hetzelfde niet van mij. Zij leeft in een flatje, ze loopt met een stok (...) Ik ga haar, als zij eerdaags komt te sterven niet meebegraven. Haar laatste woorden heeft zij tegen mij al gezegd." Op zoek Een afgesloten hoofdstuk, zo lijkt het, maar dat is schijn: uit eerder werk van hem blijkt duidelijk dat Brouwers nog steeds op zoek is naar de moeder van zijn jeugd, die mooi was, maar hem verried door hem in Nederland naar een kostschool te sturen. Door haar overlijden is hij eindelijk zo ver gekomen die zoektocht af te ronden door het opschrift stellen van de oorzaken van zijn obsessie. "Bezonken Rood" kent vier thema's, die met elkaar te maken hebben en tezamen een beeld geven van de gecompliceerde werkelijkheid van de auteur. Aan de ene kant zijn er de herinneringen aan het Jappenkamp Tjideng, waar Brouwers als kleutertje in terecht kwam, en daaraan verbonden de herinneringen aan de moeder ("..... Maar mijn moeder heb ik toen in ieder geval gekend, in die oorlogsjaren in het Jappenkamp, waar ze mij heeft leren lezen"). Aan de andere kant is het de liefde voor ene Liza en de afkeer van vrouwen die een kind hebben gekregen. Die laatste twee thema's hebben direct te maken met het eerste: Geboorte roept bij Brouwers beelden uit het Jappenkamp op: "Er waren vrouwen die door het onmenselijke gespring, dat schoksgewijze een aanhoudende druk op de organen in hun onderlichaam uitoefende, zichzelf binnenste buiten begonnen te keren: met hun ontlasting kwamen er losgeschoten organen hun lichaam uit, -- men begon zijn darmen te verliezen, men begon springend aan het ter wereld brengen van bloed en blubber" en daarom ook wordt de vage liefde voor Liza geïdealiseerd. Zij is immers nog ongeschonden, dit in tegenstelling tot de vrouw van de schrijver, die vlak daarvoor een dochter heeft gebaard. Zo grijpt alles in elkaar: liefde, haat, leven en dood, het zijn de elkaar bestrijdende elementen in Brouwers' werk. Woede en wroeging zijn hun uiterlijke tekenen. Gruwel De herinneringen aan het kamp en aan de moeder in die tijd overheersen in deze roman.