Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Unit 3 - Coggle Diagram
Unit 3
Alphabet
A- ee
B-Bie
Letters met uitspraak
C-sie
D-Die
E-ie
F- ef
G-dzjie
H-eetsj
I-ij
J-dzjee
K-kee
L-el
M-em
N-en
O-oo
P-pie
Q-kjoe
R-ar
S-es
T-tie
U-Joe
V-vie
W-wie
X-eks
Y-ij
Z-zet
Words and sentences
Kit-uitrusting
Top-topje
Belt-riem
Customer-klant
They are tall and slim-zij zijn lang en slank
We are just celebrating-wij zijn gewoon iets aan het vieren
Can men really wear shirts?-kunnen mannen echt een rokje dragen?
What do you mean?-wat bedoel je?
Then turn left at the traffic lights-en dan sla je links af bij de verkeerslichten
So what are you up to?-waar ben je mee bezig?
What do you think about spots?-wat vind je van stipjes?
Aanwijzende voornaamwoorden
Enkelvoud
This
This
design
That
That
design
Dichtbij
This
This
design
These
These
people
Meervoud
These
These
people
Those
Those
sweaters
Veraf
That
That
sweater
Those
Those
sweaters
Present continuous
Ontkennend
I’m not taking
photos.
You’re not taking
photos.
He/she’s not taking
photos.
Vragend
Am
I
taking
photos?
Are
you
taking
photos?
Is
he/she
taking
photos?
Bevestigend
I’m
taking
photos.
You’re
taking photos
.
He/she’s
taking
photos.
Much/many
Much
: veel+enkelvoud
Much
work
Much
time
Much
money
Many
: veel+meervoud
Many
shows
Many
shops
Many
articles
Tags
Een tag is een kort vraagje aan het einde van een zin
Bevestigend +
You can
hear me,
can’t you
Bij een bevestigende zijn is de eerste zin + en de tweede -
Ontkennend -
You aren’t
busy,
are you
?
Bij een ontkennende zin is de eerste zin - en de tweede +
Bezittelijke voornaamwoorden
My
-
Mine
- of
mine
My
He’s
my
friend.
He’s
your
friend.
You’re
his
friend.
You’re
her
friend.
He’s
our
friend.
He’s
their
friend.
Mine
He’s
mine
He’s
yours
You’re
his
You’re
hers
He’s
ours
He’s
theirs
Mine
He’s a friend of
mine.
He’s a friend of
yours.
You’re a friend of
his
He’s a friend of
hers
He’s a friend of
ours
He’s a friend of
theirs
Verwijs woorden
Vaak kun je het zelfstandig naamwoord vervangen door
one
wanneer je het herhaalt of antwoord geeft
One
Which
shirt
are you going to buy? The white
one
Ones
Which
shirts
are you going to buy? The white
ones
.
(Meervoud)