Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Grammar Unit 3 - Coggle Diagram
Grammar Unit 3
Alphabet
A rijmt op day
B rijmt op me
C rijmt op me
D rijmt op me
E rijmt op me
F spreek je uit als ef
G spreek je uit als dzjie
H spreek je uit als eetsj
I rijmt op my
J spreel je uit als dzjeei
K rijmt op day
L spreel je uit als el
N spreek je uit als en
M spreek je uit als em
O rijmt op no
P rijmt op me
Q rijmt op you
R klinkt als are
S spreek je uit als es
T rijmt op me
U klinkt als you
V rijmt op me
W spreek je uit als double you
X spreek je uit als ex
Y klinkt als why
Z rijmt op red
Bezittelijke voornaamwoorden
My-mine of mine
He’s a friend of mine (van mij)
He’s mine (die van mij).
You are my friend
Your-yours-yours
He’s your friend
He’s yours (die van jou)
He’s a friend of yours (van jou)
His-his-his
You’re his friend
You’re his (die van hem)
You’re a friend of his (van hem)
Her-hers-hers
You’re her friend
You’re hers (die van haar)
You’re a friend of hers (van haar)
Our-ours-ours
He’s our friend
He’s a friend of ours ( van ons)
He’s ours (die van ons)
Their-theirs-theirs
He’s their friend
He’s a friend of theirs (van hen)
He’s theirs (die van hen)
Aanwijzende voornaamwoorden
Enkelvoud
Dichtbij
This
This magazine is very popular.
ver(der)
That
That kid is very lonely.
Meervoud
Dichtbij
These
These newspapers are very old.
Ver(der)
Those
Those kids across the street are playing football.
Much and many
Many= Veel + meervoud (of als je het niet kunt tellen).
I have got many shoes.
There are many films in the cinema.
They haven’t got many chips left.
Much= veel + enkelvoud (of als je het niet kan tellen)
I have got much homework to do.
I haven’t got much money left.
They haven’t got much time to go to the party.
Een zelfstandig naamwoord vervangen door one/ones wanneer je herhaalt of antwoord geeft op de vraag
Naar iets verwijzen in het enkelvoud
One
Which jacket are you going to throw away? I think the baggy one.
Naar iets verwijzen in het meervoud
Ones
Which skirst are you going to buy? I think the blue ones.
Present continuous
To+verb+ing :
I am making a cake.
You are not coming on my birthday party.
I am going to a party.
Tags
Korte vraagjes
Hiermee vraagt de spreker bevestiging.
Positief = negatief
He is smart, isn’t he?
They are going to the festival, aren’t they?
We are not going to do this, are we?