Coggle requires JavaScript to display documents.
1.1 Organisatieniveaus: van cel tot orgaansysteem. 1.2 Een korte inleiding over cellen. 1.3 Een korte inleiding in de biochemie.
Geneesmiddelen zijn chemische stoffen die worden toegediend aan of in het lichaam om ziekten te behandelen of te voorkomen. of om symptomen van ziekten of aandoeningen te bestrijden. symptomen zoals pijn/zwelling. Het niveau waarop de meeste geneesmiddelen aangrijpen = de cel! Meeste geneesmiddelen werken op celniveau, maar hebben effect op organen en systemen die de arts of patiënt kan waarnemen.
Betablokkers -> Hartcellen -> Voorkomen een toename van hartfrequentie. Lokale anesthetica -> Zenuwcellen -> Voorkomen pijn bij kleine ingrepen. Analgetica -> Immuuncellen -> Verminderen ontstekingspijn. Antidepresiva -> Zenuwcellen -> Verlichten depressie., Statinen -> Levercellen -> Verlagen het cholesterolgehalte van bloed.
De meeste geneesmiddelen worden opgenomen in de; 1) Celchemie -> Celorganellen2) Celreceptoren -> Celmembraan De effecten v/d meeste geneesmiddelen worden waargenomen in de; 1) Orgaansystemen -> Het lichaam2) Hartvaatstelsel -> Het lichaam
1.2.1 Cellen en celonderdelen
Cellen zijn bouwstenen waaruit de meeste weefsels zijn opgebouwd. De meeste cellen zijn gespecialiseerd in een bepaalde taak zoals; Spiercellen; Kunnen samentrekken Zenuwcellen; geleiden zenuwimpulsen Kliercellen; scheiden hormonen af.
In elke cel vinden duizenden biochemische reacties plaats. Op die manier kan een cel overleven en zijn taak vervullen.
Kleine organen die zich bevinden in een cel.
Cytoplasma Celmembraan Mitochondriën Membraan van celkern Uit DNA bestaande chromosomen Endoplasmatisch reticulum Ribosomen Golgi - apparaat
Celkern Endoplasmatisch reticulum Golgi - apparaat Ribosomen
Kleine, boonvormige organellen die energie voor de cel produceert.
De energie uit brandstof als glucose en vet om ATP te produceren. Klein beetje energie dat de biochemische processen van de cel mogelijk maakt. Wordt ook wel celademhaling genoemd
Verzamelnaam voor de inhoud van de cel. Bestaat uit de organellen en het cytosol.
Dunne membraan die de inhoud van onze cellen omsluit en deze scheidt v/h extracellulaire vocht. Regelt wat de cel in-en uitgaat.
Cellen handhaven een potentiaalverschil over hun membraan die de membraanpotentiaal wordt genoemd. Dankzij dit potentiaalverschil kunnen verschillende lichaamsfuncties worden uitgevoerd. bijv. spieren samentrekken, hart laten kloppen.
Veel geneesmiddelen maken gebruik van de celmembraanpotentiaal om het effect te realiseren. VB van geneesmiddelen; lokale anesthesie zoals; Lidocaïne, en psychofarmaca.
1.3.1 Eiwitten en eiwitsynthese 1.3.2 Hoe cellen eiwitten maken 1.3.3 Lipiden 1.3.4 Koolhydraten en suikers 1.3.5 Celademhaling en de productie van ATP
Eiwitten; belangrijke en wss meest gevarieerde groep van biologische moleculen. Eiwitten vervullen de volgende functies in het lichaam;1) Structuur; eiwitten vormen pezen en ligameten.2) Beweging; Eiwitten in spieren zorgen voor spiercontractie.3) Communicatie; Veel hormonen zijn eiwitten.4) Afweer; Antilichamen die bacteriën aanvallen en vernietigen zijn eiwitten.5) Zuurstoftransport; Hemoglobine (HB) in rode bloedcellen is een eiwit.
Eiwitten zijn ketens van aminozuren, kleine, stikstof bevattende moleculen. Eiwitten en aminozuren halen we uit; vlees, vis, eieren, noten en bonen.
De meest talrijke soort eiwit. Betrokken bij de meest biochemische reacties in het lichaam.
Het juiste gen moet worden gevonden en de code in dat gen moet worden omgezet in een eiwit met de juiste volgorde van aminozuren: keten van de juiste lengte met de juiste ruimtelijke structuur. In dit proces werken verschillende organellen in de cel samen.
De celkern; hierin zitten de chromosomen waarvan de genen de code bevatten. De ribosomen; zijn verantwoordelijk voor het aaneenschakelen van de aminozuren tot een keten die het eiwit zal vormen. het endoplasmatisch reticulum en het golgi- apparaat; het eiwit in zijn uiteindelijke vorm plooien.
Belangrijke groep moleculen goede energiebron en beschermen het lichaam tegen kou. Bouwstenen van celmembranen.
Oliën; vloeibaar bij kamertemperatuur -> uit planten en vis. Vetten; vast bij kamertemperatuur -> uit vlees
Verzadigde vetzuren; zitten in dierlijke vetten en bewerkt voedsel. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren; alleen van plantaardige oorsprong bijv. olijfolie. Meervoudig onverzadigde vetzuren; alleen van plantaardige oorsprong bijv. zonnebloemolie.
Net als een auto heeft ons lichaam ook energie nodig. Wij halen energie uit koolhydraten in de vorm van zetmeel en suikers. Lipiden dragen ook bij. Monosachariden Disachariden Polysachariden
Enkelvoudige suikers bijv. glucose, fructose en galactose
Twee samengevoegde monosachariden. bijv. lactose.
Lange ketens samengevoegde monosachariden. bijv. zetmeel, glycogeen en cellulose.
Processen die zich in de cel afspelen vereisen energie. Cellen hebben altijd energiebron nodig om ATP te produceren.
Adenosinetrifosfaat (ATP); Volledig opgeladen batterij. Adenosinedifosfaat (ADP); Niet opgeladen batterij. Het proces waar ADP wordt opgeladen tot ATP heet celademhaling.
Koolhydraten/ Lipiden + Zuurstof + ADP -> ATP + Kooldioxide + Water + Warmte.
2.1 Waarom zijn eiwitten goede aangrijpingspunten voor geneesmiddelen? 2.2 Eiwitten waarop geneesmiddelen aangrijpen (1): receptoren 2.3 Eiwitten waarop geneesmiddelen aangrijpen (2): ionkanalen 2.4 Eiwitten waarop geneesmiddelen aangrijpen (3): enzymen 2.5 Eiwitten waarop geneesmiddelen aangrijpen (4): transporteiwitten
2.1.1 Er zijn talloze verschillende soorten eiwitten. 2.1.2 Eiwitten spelen een belangrijke rol bij fysiologische processen. 2.1.3 Elk orgaan en elk weefsel heeft een eigen, specifiek eiwit dat kenmerkend is voor dat orgaan en weefsel.