Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Jagers en boeren van 9000 tot 3100 vóór Christus - Coggle Diagram
Jagers en boeren
van 9000 tot 3100
vóór Christus
Belangrijke begrippen
Prehistorie
= voorgeschiedenis, tijd vóór de geschreven bronnen
Historie
= geschiedenis, tijd waarover we geschreven bronnen hebben
Bestaansmiddelen
= manier om te blijven leven, zoals jagen, verzamelen en landbouw
Jagers-verzamelaars
= mensen die leven van jacht, visserij en verzamelen van eetbare planten
Taakverdeling
= manier om werk te verdelen, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen
Historische bronnen: alle objecten die informatie geven over het verleden
Bijvoorbeeld:
fossielen van planten en dieren, voorwerpen gevonden
bij opgravingen (vuistbijlen, werktuigen, tekeningen etc)
Ongeschreven bronnen:
werktuigen, tekeningen en andere
overblijfselen zoals hunebedden
Geschreven bronnen:
gebruik gemaakt van het schrift
Opkomst landbouw
Landbouw = leven van akkerbouw en veeteelt
Veeteelt = houden of fokken van beesten
Akkerbouw = verbouwen van gewassen zoals graan
Vaste woonplaatsen = dorpen of steden waar mensen huizen bouwden om langer te wonen
Oorzaken landbouw Midden-Oosten:
meer voedsel nodig voor groeiende bevolking op vaste plaatsen
opbrengst jacht nam af, andere voedselbronden zoeken
warmer weer gaf zekerheid over voldoende voedsel
met veeteelt en landbouw
DAARDOOR
1. boeren kozen vaste woonplaatsen en
bouwden huizen waardoor dorpjes ontstonden 2. de bevolking groeide omdat het veiliger en makkelijker was om kinderen te krijgen
Egypte wordt welvarend rijk
Handel = kopen en verkopen van goederen
Nijverheid = het (met de hand) maken van producten met grondstoffen
Belasting = betalen van geld of goederen aan een bestuur
Natuurgodsdienst = godsdienst waarbij natuur een grote rol speelt
Irrigatielandbouw:
rond rivier de Nijl kregen de akkers water via kanalen en andere waterwerken (dijken + waterbekkens).
HIERDOOR
1.
overschotten
door rijke oogsten 2. meer
uitvindingen
(wiel, ploeg, maalstenen, werktuigen van brons) 3.
andere beroepen
ontstonden 4.
handel
tussen volk + andere gebieden 5.
schrijven en rekenen
wordt belangrijker
Beroepen in volgorde macht: • farao • priesters • ambtenaren • boeren • slaven
Egyptenaren geloofden in
leven na de dood
. Dus je lichaam moest goed bewaard worden. Vandaar dat ze gemummificeerd werden. Rijke farao’s namen ook allerlei rijkdommen mee in hun tombe of piramide. Handig voor een goed leven in het dodenrijk.
Tegenwoordig zijn veel mummies uit hun tombes gehaald. Ze worden in musea tentoongesteld.
Grote rol
voor godsdienst in Egypte: honderden goden (polytheïsme).
Zonder hulp van de goden
zou de
zon niet schijnen
en de
Nijl droogvallen
. De mensen dachten dat hun farao ook een god was.