Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

blok4 - Coggle Diagram

- - - - Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving
        
        Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
        
        De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
        
        Je bent bijna bij de oplossing, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.
        
        De hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie.
  - - - Mensen lijken echt in wat ze doen en zeggen.
        
        De omgeving lijkt echt.
        
        Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
        
        Er komen mensen en plaatsen in voor die echt (hebben) bestaan.
    - - Mensen lijken onecht in wat ze doen of zeggen.
        
        De wereld is verzonnen.
        
        Gebeurtenissen zijn wel heel erg toevallig.
        
        Er komen verzonnen wezens en fantasiefiguren in voor
  - - - Gepaard rijm: telkens twee regels rijmen op elkaar (a-a-b-b).
      - Gekruist rijm: de regels rijmen om en om op elkaar (a-b-a-b).
- - - - Op deze twee manieren kun je aantonen dat een zin geen lijdend voorwerp heeft:
        
        Als de basiszin uit twee delen bestaat. Er is niet iets of iemand nodig bij de handeling, dus er is geen lijdend voorwerp.
        
        Als je geen antwoord kunt geven op de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp?, dan ontbreekt het lijdend voorwerp
- - - - Je kunt drie verschillende manieren van spreken onderscheiden:
        
        Bij een monoloog is er maar één persoon aan het woord. Een monoloog is dus een soort toespraak.
        
        Een dialoog is een gesprek tussen twee personen.
        
        Een groepsgesprek is een gesprek tussen drie of meer personen.
    - - Zoals je verschillende soorten teksten kunt lezen, zo kun je ook luisteren naar verschillende teksten. Gesproken teksten, bijvoorbeeld op televisie of radio, hebben dezelfde tekstdoelen en tekstsoorten als bij het lezen.
    - - Geschreven en gesproken teksten hebben niet alleen een doel, maar ook een doelgroep. Dat wil zeggen dat ze een bepaald publiek willen bereiken
    - - Elke tekst heeft leestekens. Deze tekens geven aan hoe je een tekst hardop leest, wanneer je even stopt, wanneer iets wordt gevraagd en wanneer bijvoorbeeld iets wordt geroepen.
        
        Een punt geeft het eind van een zin aan, dus ook een pauze.
        
        Een komma geeft een pauze in een zin aan.
        
        Een vraagteken geeft een vraag aan.
        
        Een uitroepteken geeft een uitroep aan.
    - - De manier waarop je iets zegt, bepaalt of de inhoud van je boodschap goed overkomt. Met andere woorden: het gaat er niet alleen om wát je zegt, maar ook om hóé je iets zegt. Dat heeft te maken met de momenten waarop je pauzes neemt in een zin, maar ook met je stemgebruik en de nadruk die je legt op bepaalde woorden.
    - - Er zijn twee manieren om weer te geven wat iemand zegt. Dat kan in de directe rede of in de indirecte rede. In de directe rede neem je letterlijk over wat iemand zegt. Je gebruikt de directe rede om een tekst levendiger te maken. Bij de indirecte rede neem je niet letterlijk over wat iemand zegt.
- - - - Over sommige woorden of woordparen bij je onderwerp wil je meer informatie verzamelen. Die kun je in allerlei bronnen zoeken. Als je een passend antwoord op je vraag wilt hebben, moet je de vraag goed formuleren. Zet daarbij in elk geval de volgende stappen
        
        Bedenk eerst wat je precies wilt weten.
        
        Formuleer de vraag in goed Nederlands.
        
        Lees je vraag en vraag je af of de vraag duidelijk is gesteld.
        
        Verander de vraag als het nodig is.
    - - Niet alle informatie op het internet is even betrouwbaar. Als je informatie van het internet wil gebruiken voor een tekst moet je betrouwbare informatie gebruiken.
        
        Wie heeft de informatie op het internet gezet?
        
        Wat is het doel van de informatie op het internet?
        
        Is de schrijver een deskundige op het gebied van het onderwerp?
        
        Is de informatie actueel?
        
        Staan er weinig tot geen spelfouten in de tekst?
    - - Voordat je een tekst schrijft, bedenk je de deelonderwerpen en zoekvragen, formuleer je de kernzinnen en bedenk je de toelichting en voorbeelden bij de kernzinnen.
    - - Een tekst waarin de schrijver elke keer dezelfde woorden gebruikt, is erg saai.