Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
(spelling, Grammatica, lezen, schrijven, spreken, kijken, luisteren,…
spelling
-
voltooid deelwoord
je hebt geleerd hoe je een voltooid deelwoord kunt herkennen soms hoor je hoe je hoe je het voltooid deelwoord schrijft maar niet altijd
-
Grammatica
zinsontleding-onderwerp
je weent wat een werkwoord is daarmee word gezegd wat er is gebeurd of gedaan word het onderwerp verteld wie of wat het doet het onderwerp en werkwoord horen bij elkaar
getalsproef: de zin kan in meervoud of enkelvoud staan dit noemen we een getal van een zin om het onderwerp te vinden kun je de getalsproef gebruiken je veranderd de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud het onderwerp verandert mee
zinsontleding-zinsdelen
je bouwt als het ware stukjes zinsdelen in een zin er zijn verschillende soorten zinnen zoals korte en lange zinnen het verschilt dan hoeveel stukjes er in een zin zijn die stukjes heten zinsdelen en zijn ook weer verschillende zinsdelen
lezen
deelonderwerp
in blok 3 heb je geleerd dat een tekst verdeeld is in alinea's. een alinea is een stukje tekst over een bepaald deel over het onderwerp. het onderwerp van een alinea is een deelonderwerp
grondig lezen
als je een tekst helemaal goed wil begrijpen ga je de tekst grondig lezen. je leest de tekst dan helemaal goed door, omdat je dan meer wilt weten over het onderwerp. moeilijke zinnen lees je extra aandachtig . als je de tekst goed hebt gelezen kun je vragen over de tekst gaan beantwoorden.
schrijven
taalverzorging
in elk blok heb je regels en afspraken voor het schrijven van een tekst geleerd in dit blok leer je de 5e afspraak
afspraak: neem een tekst of tekst gedeelte van een bron. nooit zomaar over iets. verander in elk geval moeilijke woorden of te langen zinnen en maak er je eigen tekst van. schrijf altijd de naam van de bron op als je iets overneemt ook als je de tekst in eigen woorden zet .
-
spreken, kijken, luisteren
kijken, luisteren
als je iemand iets verteld, dan doet hij dat met een doel. dat noem je spreekdoel. het spreekdoel kan iemand informeren uitleggen overhalen of amuseren zijn. de mensen waar je iets aan verteld noem je het publiek. het publiek kan alles en iedereen zijn. het taalgebruik moet je aan je publiek aanpassen verder is het stemgebruik ook aangepast aan het publiek in het NOS journaal praten ze normaal en rustig. een kinderprogramma is het hoog het vrolijk.
spreken
mensen die presenteren willen graag dat mensen blijven kijken en luisteren daarom proberen zij hun boodschap zo aantrekkelijk mogelijk te maken dat doen zij vooral door hun taal- en stemgebruik aan te passen aan de doelgroep de toonhoogte het volume en het tempo en de intonatie passen bij het spreekdoel en de doelgroep. daarnaast letten ze op het soort woorden dat ze gebruiken je gebruikt simpele woorden als je iets tegen kleine kinderen zegt je kunt natuurlijk moeilijke woorden gebruiken bij volwassen
fictie
over lezen
hoofdpersonen: dat zijn de mensen waar het grootste deel van het verhaal om draait dat moet je natuurlijk wel weten als je gaat lezen.
bijfiguren: dat zijn de mensen die wel bij het verhaal horen maar eigenlijk niet echt belangrijk zijn
over taal
kijk naar taal
als je moeilijke woorden tegenkomt kun je ze opzoeken in een woordenboek dat hoeft niet altijd omdat daar een stappenplan voor is
stappenplan 1. lees een stukje terug of stukje verder en kijk of het word uitgelegd 2. kijk naar bekende stukjes in het woord 3. kijk naar het plaatje bij de tekst 4. vraag de betekenis of zoek het op in het woordenboek
je gebruikt meestal een woordenboek vooral om een betekenis van woorden op te zoeken. veel woorden hebben meer dan een betekenis. lees dan alle betekenissen goed door en kies de beste betekenis die bij jou tekst past
als je iets zegt en je bedoelt het niet letterlijk, gebruik je het figuurlijk taalgebruik