Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
nederlands h.4 - Coggle Diagram
nederlands h.4
Grammatica
Zinnen bouwen
In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn doe-woorden. Denk maar aan een persoonsvorm als leert of ligt. Maar alleen met een werkwoord heb je nog geen zin. Er moet bij wie of wat leert of ligt.
zinsdelen
Je ziet: je maakt met stukjes informatie een zin. Een zin kan kort zijn met weinig informatie (Ruben | leert) of langer met meer informatie (Ruben | leert | zijn Engelse woordjes | vanavond | bij de buren.) Je noemt deze stukjes van een zin zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit één of meer woorden bestaan
onderwerp \
Je weet wat een werkwoord is. Een werkwoord is een doe-woord. De werkwoorden in de zin vertellen wat er gedaan wordt of wat er gebeurt. Het onderwerp (ond) in een zin vertelt wie of wat dat doet. Het onderwerp is een zinsdeel. Het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde horen bij elkaar.
over taal
Weet je de betekenis nog niet na stap 1, kijk dan of je stukjes van het woord kent. Soms is het woord een samenstelling en kun je de betekenis uit de twee woorden afleiden. Soms heeft het woord een voor- of achtervoegsel waarvan je de betekenis kent.
spelling
de spelling van klankveranderende werkwoorden kun je altijd horen.
Soms kun je de spelling van klankvaste werkwoorden niet goed horen
Fictie
De hoofdpersoon heeft meestal een probleem of een opdracht. Je bent benieuwd of het hem lukt om het probleem op te lossen. Slaagt hij in de opdracht?
Je leert de hoofdpersoon heel goed kennen. Je leest hoe hij er van de buitenkant uitziet, maar ook van de binnenkant: wat hij denkt en voelt.
De schrijver laat je vaak meekijken door de ogen van de hoofdpersoon. Het lijkt wel alsof je deze persoon zelf bent! Zo kun je extra goed meeleven.
lezen
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee. Bijvoorbeeld:
-
-
De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. De schrijver van een tekst houdt rekening met het leesdoel. Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. Dat is het tekstdoel. Dit doel past bij het leesdoel dat jij hebt. Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.
schrijven
Bij Grammatica leer je hoe je goede zinnen maakt. Bij Spelling leer je hoe je woorden moet schrijven. Als je een tekst schrijft, gebruik je die regels natuurlijk. Er zijn nog meer regels en afspraken voor het schrijven van een tekst. Hier leer je de eerste afspraak: gebruik hoofdletters en leestekens. Er komen later afspraken bij.
Je kunt luisteren naar, kijken naar en meedoen aan verschillende soorten gesprekken: de monoloog, de dialoog en het groepsgesprek.
-
-
-
-