Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
DE VALENTIE VAN WERKWOORDEN (zie ook PPT) - Coggle Diagram
DE VALENTIE VAN WERKWOORDEN
(zie ook PPT)
1. NULVALENTIE (NULPLAATSING)
Kortom: werkwoorden i.v.m. het weer.
bv. Het sneeuwt nu al drie dagen.
onpersoonlijke werkwoorden, vaak over het weer: regenen, hagelen, ijzelen, onweren ,...
‘het’ is onbepaald voornaamwoord (woordleer)
2. MONOVALENTIE (ÉÉNPLAATSING)
intransitieve werkwoorden : zin is grammaticaal correct met slechts een onderwerp en een pv (werkwoordelijke groep)
bv. Maaike springt./ Maaike zal gesprongen hebben.
3. BIVALENTIE (TWEEPLAATSING)
Transitieve en pseudo-transitieve werkwoorden
werkwoord vraagt onderwerp en plaatsvoorwerp: Bijv/ Hij woont in Brussel.
werkwoord vraagt onderwerp en richtingsvoorwerp Bijv/ Hij rijdt vaak naar zee.
werkwoord vraagt onderwerp en voorzetselvoorwerp. Bijv/ De baby lijkt op zijn vader.
werkwoord vraagt onderwerp en maatvoorwerp. Bijv/ Dat kunstwerk kost 500.000 euro!
werkwoord vraagt onderwerp en lijdend voorwerp. Bijv./ bv. De leerling vraagt meer uitleg.
4.TRIVALENTIE (DRIEPLAATSING)
werkwoord vraagt onderwerp, lijdend voorwerp en voorzetselvoorwerp. Bijv/. Obama dankte de Belgen voor de goed ontvangst.
werkwoord vraagt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Bijv/ Jan gaf het boek aan Eva.
werkwoord vraagt onderwerp, lijdend voorwerp en plaatsvoorwerp. Bijv/ Bart legt de krant op de tafel.