Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
H3: structurele kenmerken van groepen (3.2 Normen (Algemeen: Wat bedoelen…
H3: structurele kenmerken van groepen
3.1
Structurele kenmerken van groepen:
cohesie
groepsnormen
rollen
communicatieprocessen
status en invloed
3.2 Normen
Algemeen: Wat bedoelen we met normen?
Welk gedrag is toelaatbaar en welk niet
impliciete en expliciete normen
de ontwikkeling van normen:
Niet willekeurig
Factoren die bepalend zijn voor de groepsnormen:
Beginsituatie
Verleden
Expliciete uitspraken
Kritieke gebeurtenissen
waarover worden normen gemaakt?:
= Afhankelijk van de functie van de groep!
Zakelijke/persoonlijke interactie?
Welke bijdrage verwachten we van elkaar?
Hoe competitief of coöperatief moeten we zijn?
Hoe hard wordt er gewerkt?
...
Overstijgen het individu
maken conflictloze samenwerking mogelijk
3.3
Rollen
afhankelijk van bijdrage van groepsleden (VB sfeermaker, organisator,...)
DEF: Is geheel van gedragingen die typisch zijn voor groepslid in specifieke sociale situatie maar die de persoon niet helemaal beslaan
Voorgeschreven (formeel) VS geleidelijk ontwikkelen (informeel)
Functionele VS dysfunctionele rollen
Functionele: draagt bij aan succes vd groep
taakgerichte rollen (doelgericht, proceduregericht)
groepsgerichte rollen (relatiegericht, sociaal-emotioneel)
Observatiesysteem Bales
-Dysfunctionele:
zelfgerichte rol (dwarsliggen of slechte sfeer zorgen)
Rolontwikkeling en rolproblemen:
Voorgeschreven rollen VS spontaan gegroeide rollen
Roldrager (diegene die rol vervult) en rolzenders
Mogelijke problemen:
Rolonduidelijkheid (bij drager)
Rolconflict (tussen drager en zenders)
3.4 relationele verhoudingen
status en invloed
Status
=Stabiel patroon van onderlinge verhoudingen op het gebied van dominantie, prestige en invloed.
Hoe ontstaat het & hoe stabiel? = afhankelijk van zeggenschapsverhouding
Zeggenschapsverhoudingen:
= wie heeft het voor het zeggen?
Ligt vast in formele groepen
Pas gevormde, informele groepen: na verloop van tijd statusdifferentiatie
Expectation states-theorie
bij coöperatie
inschatten van ieders waarden op basis van diffuse of specifieke statuskenmerken
diffuse kenmerken: o.b.v. algemene kenmerken
specifieke kenmerken: o.b.v. vb vaardigheden
Zie model Berger, Conner en Fisek!
Dominantietheoriebij
competitie
dominante groepsleden trekken macht naar zich toe door: Non-verbaal gedrag of Verbaal gedrag te stellen
dominante leden krijgen dan hoge status omdat ze meer inbreng hebben
communicatie-
patronen
Stabiel patroon:
Hoeveelheid inbreng
Aard van de inbreng
Richting van de inbreng: tot wie gericht
Veel-inbrengers: op elkaar of hele groep gericht
Weinig-inbrengers: op veel-inbrengers gericht
cohesie
Stabiel patroon van affectieve relaties
Sociometrische methode: leidt tot Sociogram
Wie aardig/wie niet?
Met wie graag samen werken/wie niet?
Populair - buitenstaander
gebrek aan wederkerigheid: spanning in de groep: pogingen om balans te herstellen
Hechte groep met een sterke onderlinge binding
Sterke wens om lid te blijven, Sterk door elkaar laten beïnvloeden, Kiezen groepsdoelen makkelijker, Meer uitwisseling van informatie, Coöperatiever, ...
Toename van de cohesie
Wederzijdse attractie, Omvang van de groep, Succes met de groepstaak, Gemeenschappelijke vijand/kritieke context
VB: robbers cave