Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Cognitieve ontwikkeling (6-12 jaar (• Het kind wordt geestelijk of…
Cognitieve ontwikkeling
Prenatale ontwikkeling
• Behavioristische visie; bijv. de ene mens rustiger of angstiger na geboorte dan andere
• De biologische visie; interne of erfelijke factoren bepalen de mens
• Omgevingspsychologie visie; mens bepaald door wisselwerking tussen de sociale en de ruimtelijke/materiële omgeving
• Cognitivistische visie; informatieverwerking en zelfsturing van de mens zijn bepalend
• Psychoanalystische visie; biologische aanleg en opvoedingservaringen belangrijke factor
• Humanistische visie; mix van behaviorisme en psychoanalyse
• Bio-ecologische visie; zelbewuste vorm aan ontwikkeling doordat kind meer in aanraking komt met invloeden van buiten
-
6-12 jaar
• Het kind wordt geestelijk of cognitief schoolrijp: het kind is in staat om logisch redenerende concrete opdrachten uit te voeren, zoals rekenen en schrijven.
• Tegenstellingsparen = bij een handeling hoort een handeling met het tegenovergestelde effect; bij vallen hoort opstaan, bij optellen van getallen hoort aftrekken enz.
• Classificatie van objecten: een object binnen een categorie plaatsen; een kleine zwarte hond valt onder classificatie zoogdieren, maar ook bij zwarte en kleine dieren.
• Wederkerigheid = gevolgtrekkingen logisch beredeneren ; als Jan links zit van Piet, dan zit Piet rechts van Jan.
• Generalisatievermogen = het kind kan zich los maken van een feitelijke situatie en het geleerde toepassen in een nieuwe situatie.
Motivatie
- intrinsieke motivatie; leren op zich leuk en nuttig vinden
- Extrinsieke motivatie door de leerintentie om een taak te volbrengen; leren om iets te bereiken
- Extrinsieke motivatie in de vorm van doe-taken of gesloten taken; alleen gemotiveerd door de taak zelf, maar het kind is niet gericht op het leren
- Motivatie door beloning en straf; het kind wil iets leren, omdat gevolg leuk is of omdat het niet of onjuist leren leidt tot straf
Faalangst en attributie
• Interne attributie:
Falen of slagen toeschrijven aan wie / hoe je bent (factoren binnen het kind)
• Externe attributie:
Falen of slagen toeschrijven aan de omgeving (factoren buiten het kind)
Negatieve attributiestijl: kan leiden tot faalangst
Positieve attributiestijl: succes toeschrijven aan jezelf en falen toeschrijven aan omgeving
:star: Voorbeeld bij motivatie door beloning en straf: Ik heb een aantal weken een oriëntatiestage bij een logopedie praktijk gevolgd. Daarbij kwamen sommige kinderen al binnen met 'krijg ik een sticker?'. Ze worden gemotiveerd om mee te doen met de behandeling, omdat ze weten dat ze een sticker krijgen. :star:
Oudere volwassene 60+
- Neurogenese; nieuwe hersencellen, groei minder
- Kortetermijngeheugen; minder goed functioneren
- Vloeiende intelligentie neemt bij de meeste boven een bepaalde leeftijd af, maar de uitgekristalliseerde neemt nog steeds toe, waardoor zij op hun vakgebied/terrein qua kennis en inzicht juist van onschatbare waarde kunnen zijn.
- Autonomiemodel: toenemende competentie ondanks vermindering van functies op een aantal gebieden. Er wordt gekeken hoe iemand met de beschikbare middelen een bevredigend sociaal en psychisch leven kan leiden. Hulp; zo lang mogelijk eigen keuzes laten maken
- Metamemory: oudere volwassenen blijken veelal goed in staat de capaciteiten van hun geheugen in te schatten en beschikken over kennis om hun geheugencapaciteiten te verbeteren
0-6 jaar
De pasgeborene leert zijn wereld niet alleen kennen door ervaringen via de zintuigen, maar ook door de motoriek.
- Oriëntatieregel: als er iets gebeurt richt de baby aandacht en waarneming op die gebeurtenis, i.p.v. zich te verstoppen.
- Onderzoeksregel: baby exploreert met zijn ogen en handen als hij iets ziet of voelt.
- Regel van het scannen: als de baby een voorwerp volgt en dat voorwerp verandert, gaat hij met zijn ogen zoeken waar dit voorwerp is gebleven of waar het opnieuw gaat verschijnen.
- Preferentieregel: als de baby keuze heeft tussen verschillende voorwerpen, bekijkt, betast of beluistert hij bij voorkeur het interessantste voorwerp.
- Habituatieregel: als de baby een voorwerp heeft gezien, besteedt hij er daarna minder aandacht aan.
- Omkeringsregel: kenmerken van voorwerpen die de baby kan voelen, kan hij ook zien en omgekeerd.
- Circulaire reacties: als een handeling iets leuks heeft opgeleverd in het verleden, voert de baby die handeling opnieuw uit.
Sensomotorische fase (0-2 jaar)
• Het kind neemt dingen waar door te kijken en luisteren, bewegen, proeven, ruiken en tasten
• Denken ontstaat door doen
Preoperationeel stadium (2- 6 à 7 jaar)
- Centratie: De neiging om te focussen op een enkel, opmerkelijk aspect, waardoor andere aspecten niet worden gezien.
- Conservatie: heeft betrekking op de hoeveelheid en vorm
:star: Voorbeeld bij conservatie: Ik heb bij mijn nichtje van 5 jaar de conservatie-experiment van Piaget uitgevoerd. Daarbij had ik twee hoge smalle glazen met evenveel water in zitten. Vervolgens heb ik het water van de ene glas overgeschonken in een kort en breed glas. Daarna heb ik gevraagd in welk glas er meer water zit. Zij koos toen voor het hoge en smalle glas, terwijl in beiden glazen evenveel water zat. :star:
Eerste leerervaringen via zintuigen en binnen grenzen eigen lichaam (0-6 maanden)
- Horen: De pasgeborene reageert vooral met zijn gehoor op prikkels
- Zien: De hoorprikkels sturen via de hersenen de oogspieren
- Ruiken: Oriënteren op voedsel
- Voelen en proeven: mond kernorgaan van de baby, baby kijkt met de mond
-
Adolescentie 12-21 jaar
• brein volop in ontwikkeling
• helikopterview; nog geen overzicht hebben
• minder hersenverbindingen/ minder concentratie dan volwassenen: invloed op denken en emoties en probleemoplossend vermogen
• frontaalkwab in ontwikkeling; moeite met plannen, keuzes maken en prioriteiten stellen