Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
hoofdstuk 3 nl (spreken, kijken en luisteren (manieren van luisteren…
hoofdstuk 3 nl
spreken, kijken en luisteren
manieren van luisteren
-
Er zijn verschillende manieren waarop je kunt luisteren: globaal, precies en gericht.
-
-
-
-
-
-
-
nauwkeurig luisteren, je moet de tekst kunnen samenvatten
Je luistert nauwkeurig naar iemand, die je uitlegt hoe je moet fietsen, welke weg je moet inslaan, om bij het skatepleintje te komen.
-
-
Je docent maakt de cijfers bekend van de laatste toets en je luistert alleen naar jouw naam en het cijfer dat jij hebt behaald.
-
context
De context is de tekst en het beeld rond een onbekend woord. De context is dus alles waardoor de betekenis duidelijk wordt. Je kunt de context gebruiken om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen, zowel bij kijken en luisteren, als bij lezen.
geloofwaardigheid
In hoeverre iemand geloofd moet worden, noem je de geloofwaardigheid. Als je naar iets kijkt, moet je je altijd afvragen hoe geloofwaardig het is. Je bent kritisch en gelooft niet alles wat je hoort en ziet.
Als je docent aardrijkskunde vertelt uit welke lagen de aarde is opgebouwd, dan geloof je dat wel. Maar als je op televisie een reclame ziet voor het beste wasmiddel ooit, geloof je dan ook alles wat ze in die reclame zeggen?
Reclames proberen jou over te halen om iets te kopen. Dat doen ze vaak door dingen mooier te maken dan ze in werkelijkheid zijn. Over dingen die niet goed zijn, wordt gezwegen. Wat ze in een reclame zeggen, is dus niet altijd geloofwaardig.
vervolg voorspellen
Als je naar een film kijkt, bedenk je vaak al voor jezelf hoe hij zal verdergaan. Op basis van wat je ziet en de informatie die je krijgt, kun je het vervolg voorspellen.
-
Grammatica
Werkwoordelijke gezegde
Een zin is een verzameling woorden. De woorden in een zin horen bij elkaar. De werkwoorden in de zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet. We noemen alle werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde (wwg). Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden: de persoonsvorm + soms het voltooid deelwoord + soms het hele werkwoord
-
-
-
Zelfstandig naamwoord
-
Woorden voor mensen: vader, moeders, neefje, nichtjes.
Woorden voor dieren: hond, katten, biggetje, varkentjes.
Woorden voor dingen die je kunt zien: tafel, stoelen, bordje, schriftjes.
Woorden voor dingen die je niet kunt zien: geloof, vertrouwen, hoop.
Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd de, het of een zetten.
Een zelfstandig naamwoord kan enkelvoud zijn (voorbeeld: man), meervoud (mannen), een verkleinwoord enkelvoud (mannetje) of een verkleinwoord meervoud (mannetjes).
Ook namen zijn zelfstandig naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren en landen.
-
Alkmaar, Ruby, Vondelstraat, Noordzee, Schiphol, maart
Lidwoord
Voor elk zelfstandig naamwoord kan een lidwoord (lw) staan. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.
Bij zelfstandige naamwoorden in het meervoud komt er altijd de voor te staan. Bij verkleinwoorden komt er altijd het voor te staan. Verder zijn er voor de of het geen regels. Je moet dus onthouden of er de of het voor komt. Als je het niet weet, zoek het dan op in het woordenboek.
Bij het moet je opletten. Als er geen zelfstandig naamwoord achter staat dat erbij hoort, dan is het geen lidwoord!
lezen
verkennend lezen
Bij verkennend lezen gebruik je eigenlijk de eerste stap van het leesplan. Door verkennend te lezen weet je wat het onderwerp van de tekst is en of de tekst past bij je leesdoel. Dan besluit je of je de tekst helemaal leest en dus heel het leesplan gebruikt.
alinea's en tussenkopjes
Je hebt geleerd dat je een tekst verkennend leest om te weten waar een tekst over gaat. Dit is het onderwerp van de tekst.
Een tekst is verdeeld in stukjes: alinea’s. In elke alinea wordt iets anders verteld over het onderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel. Soms staat er tussen alinea’s een witregel.
Boven een alinea of een groepje alinea’s kan een tussenkopje staan. Een tussenkopje geeft aan waar de alinea of het groepje alinea’s over gaat.
-
tekstdoel: uitleg geven
Je hebt geleerd dat er verschillende tekstdoelen zijn. Je hebt teksten gelezen met de tekstdoelen informeren, amuseren en overhalen.
Hier komt er een tekstdoel bij. Als de schrijver uitlegt hoe iets werkt of in elkaar zit, is het tekstdoel: uitleg geven.
-
-
-
-
-
bijvoorbeeld: nieuwsbericht, tijdschriftartikel
-
-
bijvoorbeeld: stripverhaal, gedicht, songtekst
-
-
bijvoorbeeld: reclametekst, folder
-
-
bijvoorbeeld: schoolboektekst, recept, handleiding
zoekend lezen
Als je in een tekst het antwoord op een vraag zoekt, ga je zoekend lezen. Je leest dan niet de hele tekst, maar kijkt de tekst snel door. Je let op de tussenkopjes en op anders gedrukte woorden. Die kunnen je helpen het antwoord snel te vinden.
over taal
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. In het woordenboek zoek je altijd de basisvorm van een woord: het grondwoord.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
De rijtjes vetgedrukte woorden heten trappen van vergelijking. Je maakt zo’n rijtje door -er en -st achter het grondwoord te schrijven. Soms moet je het woord aanpassen.
-
Sommige woorden kun je aan elkaar vastplakken. Van laptop en tas kun je een nieuw woord maken: laptoptas. Zo’n woord heet een samenstelling. Als je wilt weten wat de betekenis van een samenstelling is, kijk je naar het laatste woord van de samenstelling. Dat laatste woord zegt wat het is. Het eerste woord vertelt er iets extra’s over.
-
Een vruchtentaart is een taart, gemaakt met vruchten.
-
-
Als je bij het lezen een moeilijk woord tegenkomt, kun je het opzoeken in een woordenboek. Vaak is dat niet nodig. Gebruik bij woorden die je niet begrijpt, dit stappenplan:
Als je een woord leest dat je niet begrijpt, is je eerste stap: een stukje terug of een stukje verder lezen in de tekst. Vaak zie je dan:
-
-
-
Als je goed nadenkt, weet je dan wat het moeilijke woord betekent.
trappen van vergelijking
De rijtjes vetgedrukte woorden heten trappen van vergelijking. Je maakt zo’n rijtje door -er en -st achter het grondwoord te schrijven. Soms moet je het woord aanpassen.
-
-
-
-
samenstellingen
-
-
Sommige woorden kun je aan elkaar vastplakken. Van laptop en tas kun je een nieuw woord maken: laptoptas. Zo’n woord heet een samenstelling. Als je wilt weten wat de betekenis van een samenstelling is, kijk je naar het laatste woord van de samenstelling. Dat laatste woord zegt wat het is. Het eerste woord vertelt er iets extra’s over.
schrijven
publiek
Een tekst wordt altijd geschreven voor een bepaald publiek. Een tekst in ‘Kidsweek’ is bijvoorbeeld bestemd voor kinderen die geïnteresseerd zijn in nieuws.
Als je zelf een tekst schrijft, is het belangrijk dat je weet wie je publiek is. Dan kun je daar rekening mee houden. Het maakt een groot verschil of je tekst bestemd is voor je beste vriend(in) of voor de directeur van je school.
-
-
fictie
moeilijke woorden
-
-
-
-
-
-
de berrie=de brancard,de draagbaar
-
mantel= een lange,nette jas
-
-
-
-
Gedicht
In een gedicht kan rijm voorkomen.Rijm wil zeggen dat het eind van twee verschillende woorden hetzelfde klinkt.
-
-
-