Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Nederlands blok 2 KGT 1 (schrijven 5W en 1 H vragen (Informatie zoeken op…
Nederlands blok 2 KGT 1
over taal
-
-
-
spreken, kijken, luisteren
publiek
Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt
‘Hé juffie, alles kits? Lekker wezen chillen afgelopen weekend?’
**informeel taalgebruik** tegen je vrienden, familie of goede bekenden.
-
Je mag vlotte taal gebruiken (spreektaal, straattaal, dialect).
-
‘Hallo mevrouw, gaat het goed met u? Heeft u een fijn weekend gehad?
’
formeel taalgebruik. tegen onbekenden of mensen met wie je met respect om gaat.
-
lezen
verkennend lezen
-
-
-
Lees de opvallend gedrukte woorden. Soms zijn woorden bijvoorbeeld groter gedrukt, dikgedrukt of schuingedrukt.
Kijk naar de bron. De bron is de plaats waar de tekst vandaan komt. In schoolboeken staat de bron meestal onder de tekst.
spelling
-
Korte en lange klanken
korte klanken
langer maken
-
Zeg dit woord langer: je hoort bù – sen, met een korte klank.
-
lange klanken
langer maken
-
Zeg dit woord langer: je hoort schó – len, met een lange klank.
-
i of ie
De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren: liter, gieter, vakantie, politie.
grammatica
-
-
voltooid deelwoord
de werkwoordsvorm die bij een persoonsvorm van de werkwoorden hebben, worden of zijn in de zin staat.
persoonsvorm vinden
tijdproef
Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd. Het werkwoord dat zich aanpast, is de *persoonsvorm en omgekeerd.
-
schrijven
. Je bereidt het schrijven eerst voor. Dat doe je door antwoord te geven op een aantal vaste vragen, de 5xW+H-vragen.
-
-
-
-
-
fictie :
fictie
-
-
leesboek, stripverhaal, gedicht, film, televisieserie, musical, game
non-fictie
-
De schrijver heeft het verhaal niet verzonnen, het is echt gebeurd.
krantenbericht, tijdschriftartikel, schoolboek, informatief boek, jeugdjournaal, tekst op Wikipedia
Beoordelingswoorden
Als je uitlegt wat er met jou gebeurt als je een verhaal leest, dan gebruik je beoordelingswoorden. Je uitleg begint vaak met want of omdat.
-