Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Hoofdstuk 7: Ondersteuning van socio-emotioneel welbevinden (5. Puberteit…
Hoofdstuk 7: Ondersteuning van socio-emotioneel welbevinden
Belang socio-emotioneel ontwikkelingsprofiel
manier waarop cliënt omgeving verwerkt, interpreteert en beleeft.
noden patiënt eruit afleiden.
helpt verwachtingen omgeving af te stellen.
nieuwe groeikansen aanbieden.
Het is niet omdat iemand binnen een bepaalde fase functioneert, dat dit automatisch tot probleemgedrag leidt.
1. Adaptatiefase (0-6m)
Kenmerken:
ritme nodig binnen fysiologische behoeften.
lust (goed welbevinden) en onlust (slecht welbevinden) staat centraal.
moeilijk een balans te vinden in spanning. Eén van de moeilijkste elementen in deze fase.
leren omgaan met zintuigelijke prikkels.
leren aanpassen aan structuur tijd, plaats, personen en activiteiten.
lichaamsgebonden ervaringen staan centraal.
Kerntaak omgeving:
deze taken om tegen het probleemgedrag van de patiënt in te gaan.
zorg voor regelmaat in fysiologische basisbehoeften.
prikkelregulatie: afwisseling rust en activiteit.
doseren van prikkels en emoties.
zorgen voor emotioneel en fysiek comfort.
rustige aanpak en rustige, stabiele omgeving. Pas het tempo aan.
nabijheid bieden: aandacht, actie-reactie, samen zijn en dingen doen.
sensitief en responsief zijn voor signalen en behoeften van de cliënt.
emoties opvangen.
voorspelbaarheid bieden door regelmaat.
omgeving verhelderen door dingen telkens op dezelfde manier te doen.
gedrag niet bestraffen.
2. Eerste socialistatiefase (6-18m)
Kenmerken:
drang om nabijheid en veiligheid te zoeken.
gedragsregulerend systeem: bij stress en onveilig gevoel wordt nabijheid van een hechtingsfiguur gezocht.
gehechtheid.
veilig hechting
onveilige hechting
bepaald mee zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen
bepaald hoe ze verder interacties gaan aangaan
risicofactoren
(persoonsfactoren - ouderfactoren - scheiding tussen ouder en kind - onderzoek verhoogde kwetsbaarheid)
Kerntaak omgeving:
gezamenlijke ervaringen beleven, met de nadruk op 'wij' en 'samen doen'.
rustige aanpak, zonder directe behoeftebevrediging.
duidelijk en consequent begrenzen.
wederkerige interactie bevorderen, delen van gevoelens en gedachten.
sensitief responsief zijn.
ondersteunen van emotie- en spanningsregulatie.
emotionele beschikbaarheid.
veiligheid en voorspelbaarheid bieden.
afstand en overgangen overbruggen.
situaties verhelderen en verduidelijken.
positief bekrachtigen en niet straffen.
3. Eerste individuatiefase (18-36m)
Kenmerken:
ontdekken van eigen wil en dingen zelf willen doen.
nieuwe ervaringen zoeken, exploreren.
ervaart tegenstelling tussen autonomie en afhankelijkheid.
afstand nemen van hechtingsfiguur, maar nog steeds een veilige haven nodig.
interactie met peers, maar naast elkaar.
'ik'-functies en egocentrisch gedrag begint.
nog geen intern geweten
Kerntaak omgeving:
stimuleren van eigen initiatief, binnen grenzen van het haalbare.
cliënt terzijde staan.
kans geven om vaardigheden te leren en te experimenteren.
deelverantwoordelijkheden geven.
waarderen wat goed gaat, succeservaringen mogelijk maken.
balans vinden tussen zelf doen en begrenzen.
gedrag corrigeren en persoon accepteren.
risicovolle situaties vermijden.
steun en geruststelling bieden.
duidelijke regels en consequenties.
duidelijk begrenzen en geen strijd aangaan.
4. Identificatiefase (3-7j) & Realiteitsbewustwordingsfase (7-12j)
Kenmerken identificatiefase:
meer initiatief en keuzes.
eigen identiteit ontwikkelen, ego-ontwikkeling.
identificatie met belangrijke anderen.
weinig empathie.
onscherpe grens tussen werkelijkheid en fantasie.
accepteren sociale gedragsregels, maar kunnen zich er niet altijd aan houden.
sociale competenties, samenspel met anderen.
begin gewetensontwikkeling
Kenmerken realiteitsbewustwording:
zoeken naar eigen rol.
toenemende onafhankelijkheid.
introspectie en reflectie.
vriendschappen ontstaan.
ervaringen succes en falen.
eigen interesses en wensen ontwikkelen.
houden zich aan regels, ook als begeleider er niet is.
begrip van meer abstracte dingen buiten leefwereld.
Kerntaken:
ondersteuning positief en realistisch zelfbeeld, zelfwaardering en competentiegevoel.
zelfconcept.
zelfwaardering.
ondersteuning zelfbepaling.
specifieke programma's aanbieden.
bevorderen van sociale relaties en competenties.
5. Puberteit & Tweede individuatiefase (12j - …)
Kenmerken puberteit:
omgaan met lichamelijke en psychologische veranderingen.
zien en gezien worden, is belangrijk.
afzetten van ouders en identificeren met leeftijdsgenoten.
met zichzelf en eigen gevoelens bezig zijn.
Kenmerken tweede individuatiefase:
op eigen benen staan, eigen levenskeuzes maken.
alleen wonen, werk zoeken.
vaste relaties aangaan.
ontwikkeling principieel en politiek ego.
ontwikkeling maatschappelijke identiteit.
Specifieke problemen puberteit:
verstoorde identiteitsontwikkeling.
twijfels over fysieke aantrekkelijkheid beïnvloedt sociale en seksuele relaties.
minder acceptatie door leeftijdsgenoten.
grotere hulpbehoevendheid
(minder mogelijkheden autonomie - minder verantwoordelijkheid en keuzevrijheid).
beperkte keuzes van onderwijs en arbeidsmarkt.
Aanvaarding handicap:
positieve houding tegenover jezelf.
mate waarin handicap deel uitmaakt van je identiteit.
mate van sociale en familiale steun.
ervaren sociale discriminatie.
kenmerken handicap zelf.
Ondersteuning puberteit:
in relaties intimiteit en seksualiteit.
van aanvaarding van eigen mogelijkheden en beperkingen.
bevorderen sociale contacten en sociale acceptatie.
verantwoordelijkheid en keuzevrijheid bieden.
steun leren aanvaarden en gebruiken.
problemen hervertalen in positieve doelen.