Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
L&M les 6 Oncologie (Behandelingen.
Chirurgie
Radiotherapie
…
L&M les 6 Oncologie
Tumorgroei & carcinogenese
- voortdurend afsterven van cellen & vervangen door nieuwe cellen
- slijmvlies van darm/huid, trombocyten/leukocyten
Celdeling
- DNA in celkern -> mRNA -> eiwitten.
- Celdeling in verschillende fases (duurt 16-24u):
S-fase = DNA-synthesefase (verdubbeling DNA-ketens)
M-fase = Mitosefase (delingsfase), 2 nieuwe cellen ontstaan
G1-fase = groeifase tussen S- en M-fase
G2-fase = verdere groei tot rijpheid.
4 genen zijn verantwoordelijk voor celdeling:
- Proto-oncogenen : stimuleren celgroei & celdeling
- Tumor-suppressorgenen (TSG) : remmen celgroei & celdeling
(bij mutaties: ongeremde celdeling!)
- Zelfmoordgenen : Reguleren apoptose (geprogrammeerde celdood)
- DNA- reparatiegenen : herstellen fouten
(bij mutaties geen herstel van fouten & geen apoptose).
1. Oncogenen = gaspedaal
- proto-oncogen -> mutatie -> activatie van proto-oncogen tot oncogen (ongecontroleerde celgroei)
- mutatie ontstaat door inwerking exogene/endogene factoren
2. TSG = rempedaal
- Coderen van EW die remmende invloed hebben op celgroei
- Door mutatie: TSG geïnactiveerd/ vernietigd -> EW dat celgroei remt verdwijnt.
Carcinogenese
= proces van het ontstaan van kwaadaardige tumoren
- genetische veranderingen in normale cel doen cel veranderen in tumorcel
- Elke tumorsoort heeft andere set gemuteerde genen.
- 5-10% v/d mutaties wordt erfelijk overgedragen
- Meerderheid is gevolg van omgevingsfactoren & levensstijl!
Neoplasie
= nieuwvorming van onafhankelijk groeiende tumor (door mutatie in oncogenen/ TSG)
- Goedaardige vs kwaadaardige neoplasie
Kenmerken goedaardige neoplasie
- groeit traag
- is ingekapseld
- respecteert anatomische begrenzingen
- normale & goed gedifferentieerde cellen
- meestal niet dodelijk
- zelden recidief
kenmerken van kwaadaardige neoplasie
- Groeit sneller
- is niet ingekapseld
- respecteert anatomische begrenzingen niet
- gestoorde celdifferentiatie
- vaak nog algemene verschijnselen
- onbehandeld -> altijd dodelijk
Carcinoma in situ
- Bepaalde carcinomen gaan eerst beperkt blijven tot het epitheel (zonder infiltratie in omliggende weefsels)
- Pas na enige tijd (soms jaren) wel invasieve groei
- Als carcinoma in situ volledig verwijderd wordt -> geen risico op metastasen op afstand
vb. mammacarcinoom, cervixcarcinoom.
Indeling van van kanker
- Benigne tumoren (= goedaardige
- Tumor die uitsteekt boven oppervlaktelaag = poliep.
- Andere benigne tumoren: uitgang '-oom'
Vb. Lipoom, neuroom, osteoom.
- Maligne tumoren (= kwaadaardige
- Carcinomen (ontstaan uit epitheel)
- Sarcomen (ontstaan uit steunweefsel)
- Hematologische maligniteiten
Vb. Leukemie, meeste lymfomen & myelomen)
Voorbeelden waaruit tumor is
- Adeno = Kliercellen
- Angio = Vaten
- Chondro = kraakbeencellen
- Fibro = Bindweefselcellen
- Hemangio = bloedvaten
- Lymfangio = Lymfevaten
- Lipo = Vetcellen
- Myo = Spiercellen
- Neuro = Zenuwcellen
- Osteo = Botcellen
1. Carcinomen (maligne)
- ontstaan uit epitheelcellen (huid, darm, luchtwegen)
- plaats van ontstaan wordt vermeld
Mamma, cervix, tong, huid
Belangrijkste subgroepen:
plaveiselcelcarcinoom
Adenocarcinoom
2. Sarcomen (maligne)
- Ontstaan uit steun- en bindweefsel
- Classificatie obv gelijkende kenmerken:
Vb. Lipo = vet
Osteo = bot
Chondro = kraakbeen
Leiomyo = glad spierweefsel
3. Hematologische maligniteiten (maligne)
- Ontstaat in bloedvormende organen & lymfeklieren
Soorten:
- types leukemie
- multipel myeloom (< plasmacellen in beenmerg)
- Maligne lymfoom (< lymfocyten
Diagnostiek
- Doel = vaststellen welke vorm van kanker een patiënt heeft.
- Stadiëring: geeft uitgebreidheid van kanker aan, belang voor behandeling & prognose
- Classificerende diagnose + stadiëring bepalen de prognose & behandeling.
- Diagnostische onderzoeken: verschillende onderzoeksvormen nodig over ganse lichaam owv mogelijkheid op metastasering.
Verspreiding van de kankercellen door:
- Ingroei in omliggende structuren
- Lymfogene metastasering naar regionale lymfeklieren
- Hematogene metastasering.
TNM/G- classificatie duidt kankerstadium aan
- T = Tumorgrootte
- N = Node (mate van aantasting v/d regionale lymfeklieren)
- M = metastase via de bloedbaan (op afstand
- G = Graad van differentiatie
T = Tumor
- Tx = Primaire tumor niet te beoordelen.
- T0 = Primaire tumor niet aantoonbaar
- Tis = Carcinoma in situ
- T1-4 = Toenemende mate van diameter van de tumor EN/ OF mate van doorgroei in de omgeving.
N = Nodes (regionale lymfeklieren)
- Nx = Lymfeklierstatus niet te beoordelen
- N0 = Geen lymfekliermetastasen aanwezig
- N1-3 = Toenemende diameter EN/ OF aantal lymfekliermetastasen
M = Metastasen op afstand
- Mx = Metastasen op afstand niet te beoordelen
- M0 = Geen metastasen op afstand aanwezig
- M1 = Metastasen op afstand aanwezig.
G = Gradering
- Gx = Gradering kan niet worden vastgesteld.
- G1 = Goed gedifferentieerd
- G2 = Matig gedifferentieerd
- G3 = Slecht gedifferentieerd
G4 = Ongedifferentieer
Diagnostische onderzoeken:
- Pathologisch onderzoek
- Radiologische diagnostiek
- Nucleair geneeskundig onderzoek
- Klinisch- chemisch onderzoek
-
2. Radiologische diagnostiek
meest voorkomende vormen:
- Röntgenfoto
- Röntgenfoto na inbrengen van contrast
- CT-scan
- MRI
- Echografie
-
2. Röntgenfoto na inbrengen van contrast
- vb. bariumsuspensie voor colononderzoek
- vb. jodiumhoudende contrastvloeistof inspuiten in bloedvaten/ gewrichten: kan allergische reacties veroorzaken.
3. CT-scan
- = computerized tomography
- kan digitale dwarsdoorsnede van het lichaam maken
- of - contrastmiddel
4. MRI
= magnetic resonance imaging.
- geen röntgenstralen maar maakt gebruik van magnetische eigenschappen van atoomkernen
- sterk magneetveld -> geen metalen voorwerpen (prothese, pacemaker)
- of - contrastmiddel
5. Echografie
- Werkt obv terugkaatsende geluidsgolven
- weinig belastend voor patiënt
- gebeurt soms tegelijkertijd met punctie
3. Nucleair geneeskundig onderzoek
- onderzoek naar uitbreiding van tumoren
- mbv radioactief gelabelde stoffen en y-camera opnames maken om te kijken waar radioactief materiaal zich heeft opgehoopt
. vb radioactief isotoop = technetium (halfwaardetijd 6u, minimale belasting voor patiënt & omgeving).
- voorbeelden van nucleair geneeskundig onderzoek:
vb. Skeletscintigrafie (botscan), Lymfoscintigrafie , PET-scan (positronemissietomografie) voor stofwisselingsprocessen.
4. Klinisch-chemisch onderzoek
- = analyse van bloed, serum, (urine, andere lichaamsvochten).
1. Algemeen bloedonderzoek
meest bekende vormen:
- analyse van de samenstelling van het bloed rode bloedcellen en differentiatie witte bloedcellen
- onderzoek van de elektrocyten
2. Tumormarkers
- vb. enzymen, eiwitten, antigenen & ectopische hormonen die worden geproduceerd door/als reactie op tumor.
3. Enzymen
- vb. LDH omhoog -> lymfoom, acute leukemie
- vb. alkalisch fosfatase -> omhoog -> aanwezig voor bot-/evermetastasten
4. Tumorgeassocieerde antigenen
- sommige tumoren produceren specifieke EW
- vb. CEA omhoog -> bij tumoren pancreas, colon, borst, maag, ovarium & long
vb. PSA omhoog -> prostaatcarcinoom.
Behandelingen.
- Chirurgie
- Radiotherapie
- Chemotherapie
- Hormonale therapie
- Immuno- en targeted therapie
- Radionuclidetherapie
- Complementaire & alternatieve behandelmethoden
- Palliatieve zorg.
2. Radiotherapie
= ioniserende straling: fotonen (y- of röntgenstralen) & deeltjes (elektronen, neutronen, protonen)
- Door straling ontstaan O2 - radicalen in de cel -> brengen schade aan DNA toe
Therapeutische dosis
= Dosis die schade aan tumor veroorzaaktTolerantiedosis
= Dosis die door normale weefsels wordt verdragen zonder schade.Therapeutische breedte
= verschil tussen therapeutische dosis & tolerantiedosis
- bestraling vanuit meerdere richtingen -> dosis op omliggende weefsels zo laag mogelijk houden.
- Fractionering
= als een kleine dosis bestraling in porties/fracties wordt gegeven op het omliggende weefsel, herstelt die weefsel zich terug.
Uitwendige bestraling
= teletherapie
- Straling wordt opgewekt mbv lineaire versneller
- IMRT = intensiteitsgemoduleerde radiotherapie
afbeelding is uitwendige bestraling
afbeelding is IMRT
Inwendige bestraling met gesloten bron
= Brachytherapie
afbeelding is BrachytherapieInwendige bestraling met open bron
= oplossing in vloeistof.Gezond weefsel wordt ook beschadigd (bijwerkingen)
- in snel delend weefsel meestal reversibel (beenmergtoxiciteit, beschadiging lymfeklieren, maag & darmslijmvlies
- in traag delend weefsel meestal irreversibel (longen, nieren, hersenen)
- Korte termijn thv mond (mondslijmvlies, mucositis, speekselklieren -> Xerostomie!!!
- Lange termijn thv mond (speeksleklieren:xerostomie, Slikproblemen, smaak sensatie daalt,
kans op infecties mondslijmvlies/tandvlees, Cariës, osteoradionecrose.
3. Chemotherapie
= behandeling met geneesmiddelen die cytostatisch of cytotoxisch effect hebben op profilerende kankercellenWerkingsmechanisme
- Directe beschadiging van DNA
- Indirecte beschadiging van enzymsystemen -> komt vooral tot uiting bij delende cellen
-> meeste bijwerkingen in sneldelende cellen (haar, slijmvlies, huid, beenmerg & gonaden)
herkomst van cytostatica
- Gifstoffen uit planten/schimmels
- Dierlijke herkomst
- Synthetische stoffen
Soorten cytostatica
- Antimetabolieten = verbindingen die lijken op natuurlijke bouwstenen van EW & nucleïnezuren
- Alkylerende middelen = Bevatten reactieve alkylerende groepen die verbindingen aangaan met DNA-basten -> cross links onstaan die normale functie v/h DNA verstoren
- Platinaverbindingen =
- Antitumorantibiotica = zorgt voor beschadiging DNA
- Antimitotische middelen = Zijn actief in de mitosefase.
Toedieningsvormen
- Dermaal (créme, zalf, vloeistof
- Oraal (tabletten, capsules, drinkbare oplossing
- Intra-arterieel
- Regionale geïsoleerde extremiteitsperfusie
- intrathecaal (via lumbcaalpunctie in ruggenmerg & vochtruimte rond hersenen)
- Subcutaan
- Intrapleuraal, intravesicaal, intraperitoneaal
- intraveneus
- centraal veneus.
hier op de afbeelding: centraal veneus: port-a- cath
Bijwerkingen thv mond
- Orale mucositis: roodheid + pseudomembraneuze ulceraties mondslijmvlies.
- Hyposialie -> xerostomie
- Reuk & smaakstoornissen
- Misselijkheid, braken
1. Chirurgie
rekening houden met
- Anatomische grenzen
- Cosmetische effecten
- Ervaring
- gevaar voor loskomen tumorcellen = iatrogene metastase
Technieken
- Open chirurgie
- Cryochirurgie
- Elektrocoagulatie
- Lasercoagulatie
- Radio frequent ablasion
- Minimaal invasieve chirurgie
- Robotchirurgie
Therapiekeuze afhankelijk van
- Type tumor
- locatie tumor
- Eigenschappen tumor (groeisnelheid, differentiatie, kans op metastasering & patroon)
- Conditie
- levenskwaliteit na de ingreep
- wensen v/d patiënt.
Doelen van chirurgie
- Diagnostische & stadiëringschirurgie
= voor histologisch/cytologisch onderzoek -> classificatie.
- Preventieve chirurgie
= reeds ingreep in voorstadium
- Curatieve chirurgie
= tumor volledig verwijderen zonder continuïteit van kwaadaardig weefsel te onderbreken, evt. samen met lymfeklieren.
- Palliatieve chirurgie
= doel tumor verkleinen of tumorcomplicaties reduceren
- Reconstructieve chirurgie
= door plastisch chirurg
- Chirurgie als hormonale therapie
= ingrijpen in hormoonhuishouding v/d patiënt zodat de tumor door veranderde hormonale milieu in regressie gaat.
- Chirurgie + chemo/immunotherapie
= Debulking : tumor reduceren
second look: na behandeling van cytostatica
- Chirurgie + radiotherapie
= eerst RT, dan chirurgie, om proliferatie te verminderen & tumor kleiner te maken
4. Hormonale therapie
- kan alleen bij hormoongevoelige tumoren gebruikt worden
- vb. borstklier, schildklier, prostaat, uterus & skelet hebben hormonen nodig voor groei, ontwikkeling & werking.
- -> kanker in deze organen is deels afhankelijk van hormonen groei.
5. Immuno- en targeted therapie
- = manipuleren van biologische processen & toedienen van stoffen -> lichaam kan tumorcellen opruimen of groei remmen.
Verschillende doeleinden
- Diagnostisch
- Ondersteunend
- Therapeutisch
Soorten immunotherapie
- Cytokinetherapie
- Monoklonale antilichamentherapie
- Vaccintherapie
6. Radionuclidetherapie
- = Radioactieve elementen gekoppeld aan dragerstof -> worden zo selectief mogelijk door tumor opgenomen & zo min mogelijk door gezond weefsel.
- Dit kan intraveneus of oraal
nadeel voor patiënt
- Stralingsgevaar voor omgeving (familie, verzorgers)
- afstand houden voornamelijk kinderen & zwangere
- Goede toilethygiëne is belangrijk.
8. Palliatieve zorg
- = terminale zorg.
- korte definitie:
Palliatieve zorg is een benadering die de kwaliteit van leven
verbetert van patiënten en hun naasten die te maken hebben met
een levensbedreigende aandoening, door het voorkomen en
verlichten van lijden, door middel van vroegtijdige signalering en
zorgvuldige beoordeling en behandeling van pijn en andere
problemen van lichamelijke, psychosociale en spirituele aard.’

afbeelding: helemaal links is start palliatieve fase. Helemaal rechts is dood de tijd ertussen is de palliatieve zorg.
7. Complementaire & alternatieve behandelmethoden
- Bio- elektrische behandelwijzen
- Dendritischecelbehandeling
- Gezondheidsproducten
- Homeopathie
- Diëten
- Paranormale geneeswijzen.
-> Geen bewijs van werkzaamheid & soms zelfs schadelijk!!