Please enable JavaScript.

Coggle requires JavaScript to display documents.

NT2-DIDACTIEK 1 (leerstrategieën (strategieën (cognitieve strategieën…

- - - - transferhypothese
        
        transfer van T1-gewoontes naar de nieuwe T2 gewoontes
      - contrastieve analyse
        
        de tak van de taalwetenschap die dit bestudeert.
      - interferentiehypothese
        
        maken van fouten onder invloed van de eerste taal
    - - de T2-leerder construeert hypotheses over de doeltaal en probeert deze uit. hij maakt dus geen fouten, maar past steeds aan tot de juiste vorm is gevonden.
    - - gaat uit van de aanwezigheid van een LAD bij ieder mens.iedere taalleerder (T1 of T2) gaat door dit proces heen
    - - de tussenstappen in het taalgebruik van T2-verwervers
    - - het té consequent toepassen van een bepaalde regel in de taal.
        
        alle woorden in het meervoud krijgen -en aan het einde: boeken, pennen. en dan ook sleutelen en dakken
    - - stagnatie van de taalontwikkeling (vooral bij oudere T2-leerders)
- - - - met woorden een context creëren
    - - onvolledige, of foute dingen in de juiste vorm herhalen
    - - wijzen naar een object in de werkelijkheid
    - - taalaanbod in de juiste context
    - - door informatie steeds op een andere manier weer te geven (herhaling)is interpretatie makkelijker. (7 herhalingen)
    - - hiermee wordt het taalaanbod begrijpelijker
    - - minder moeilijke en laagfrequente woorden gebruikt
    - - de moedertaalspreker zonder het onderwerp van gesprek af van de rest van de uiting. Maakt duidelijk waar het over gaat.
    - - langzamer praten: T20verwerver kan dan losse woorden gemakkelijker identificeren. Hierdoor worden woorden duidelijker gearticuleerd en beter opgepikt.
    - - de moedertaalspreker past zijn taal zodanig aan dat die ongrammaticaal wordt
  - - - sensitieve periode, intelligentie, taalaanleg, leerstijlen
    - - attitude, motivatie, extravert vs. introvert
    - - leeftijd, verblijfsduur, sekse, T1-achtergrond, vooropleiding, geletterdheid
    - - taalcontact, taalaanbod, interactie, onderwijs
  - - - de mate waarin iemand in de gelegenheid is oude tweede taal te gebruiken
    - - belangrijkste factor bij tempo en succes
    - - leren van een taal voor de Kritische periode (voor de puberteit)
    - - houding t.o.v. de vreemde taal
    - - positieve transfer (waar de moedertaal en de te verwerventaal overeenkomen
      - negatieve transfer (waar de moedertaal en te verwerven taal van elkaar verschillen
    - - vermogen om taal te leren
    - - in een gestructureerde onderwijssituatie leren van de taal
- - - - combineren van woorden
        
        weglating
        
        gebruiken van de hoogstnoodzakelijke woorden
        
        vervangingen
        
        voornamelijk op klankniveau ("Hood" i.p.v. "rood"
        
        overextensie
        
        woorden gebruiken met een veel ruimere betekenis. Alle dieren heen hond en alle mannen papa.
    - - langere zinnen en meer verschillende woordsoorten
      - gebruik van meer vervoegingen van werkwoorden
      - overgeneralisatie
        
        toepassen van een grammaticale regel op de verkeerde plaats
    - - brabbelen (nog geen echte woorden, klankgroepen verwijzen niet steeds naar één en hetzelfde)
      - klanken en klankcombinaties (baba / gaga)
    - - geen duidelijk einde (men leert altijd nieuwe woorden bij.
      - ontstaan van TOS is altijd een probleem met de verwerving van de taalsystematiek
- - - - begrijpend luisteren en -lezen
      - analyseren
      - grammatica en woordenboek gebruiken
      - structureren
    - - hulp vragen
        
        vragen van de betekenis van een onbekend woord
    - - associatie
        
        nieuwe woorden in verband brengen met begrippen die al in het geheugen zitten.
      - groeperen
        
        woorden in betekenisvolle eenheden indelen, zoals op thema, functie of tegenstelde betekenis
    - - taal leren leren
        
        uitvinden hoe het leren van een taal in zijn werk gaat
    - - voorspellen
        
        het verloop van een verhaal of welke woorden gebruikt zullen worden
      - omschrijven
        
        een omschrijving geven van iets waarvan je het woord niet weet
      - raden
        
        de betekenis van onbekende woorden afleiden uit illustraties, gebaren en mimiek, zinsverband of het onderwerp