politieke participatie en ideologieën
def pol. participatie
politieke participatie geeft burgers de democratische mogelijkheid te communiceren met de overheid en druk uit te oefenen omtrent hun voorkeur en eisen
bestaat uit informeren en druk uitoefenen
ongelijk participatiepatroon
hoger opgeleiden nemen actiever deel
meer gelijkheid dankzij de quota (evenveel V als M op lijst), toch stem van vrouwen minder gehoord
kiesstelsels
capacitair stemrecht
AES
rijkdom (cijnskiesrecht
vrouwenstemrecht
stem verwerven op basis van bezit, stem toegekend door waarde van pacht of betalen van cijns
stem verwerven op basis van zijn kennen (door bezit van diploma / afleggen kiesexamen
elke burger = 1 stem (sommige meer stemmen door bovenstaande systemen)
stemplicht en mogen verkiesbaar stellen voor vrouwen 1948
evolutie v. kiesstelsel in België
1893-1918 AMS voor mannelijke Belgische burgers
1918-1948 AES voor mannelijke Belgische burgers
1830-1893 cijnskiesrecht voor mannelijke Belgische burgers
1948-heden AES voor alle burgers
1999-heden AES voor EU-burgers bij gemeenteraadsverkiezingen
2004-heden AES voor vreemdelingen bij gemeenteraadsverkiezingen
def ideologie
geheel van ideeen dat de basis vormt voot georganiseerde politieke actie, of dit nu bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, aan te passen of omver te gooien
ideologieën
mensbeeld
my beeld
wereldbeeld
ordenings -en referentiekaders v. hoe mensen kijken naar de wereld
identiteit en rol v.d. mens i.d. wereld
beeld van hoe de my geordend en georganiseerd is
ideologieën vandaag de dag
socialisme, nationalisme, ecologisme, liberalisme ...
vormen intellectuele inhoud v. pol. stromingen
pol stromingen: geheel v. wensen en opvattingen die mensen gezamenlijk hebben over de manier waarop ze hun toekomsy vorm willen geven
pol. stromingen
pol stromingen: geheel v. wensen en opvattingen die mensen gezamenlijk hebben over de manier waarop ze hun toekomst vorm willen geven
politieke partijen komen en verdwijen maar pol. stromingen -> permanent karakter
visie filosofen op liberalisme
Smith (1723-1790)
Bentham (1748-1832)
Rousseau (1712-1778)
Mill (1806-1873)
Montesquieu (1689-1755)
Rawls (1921-2002) & Nozick (1938-2002)
Locke (1632-1704)
tegenstander van onbeperkte macht van koning
utillitarisme
vrijheid van elkaar voor geluk
streven naar geluk
rechten en vrijheden van een aantal burgers opofferen voor maatschappelijk doel
utillitarist
nadruk op individuele vrijheidsrechten
kiesrecht voor M & V
liberalisme en socialisme
verdediging van principes van democratie en volkssoevereiniteit
nachtwakersstaat
economische vrijheid van mensen leidt tot economische ongelijkheid tussen individuen
pleitte voor economische vrijheid en verdedigde marktmechanisme
vrijemarkteconomie
hij keerde zich tegen de machtswillekeur van koning, adel & kerk