Een goede hoveling (dat kon iemand in dienst zijn van het hof, maar ook de vorst zelf) diende niet alleen maar een uitstekende militair (ridder of soldaat) en atleet (jagen, paardrijden) te zijn, maar zijn geest moest ook in harmonie met zijn lichaam zijn. Onder invloed van humanistische idealen, die dus oorspronkelijk in de klassieke oudheid waren geformuleerd, hield dit in: de hoveling moest veelzijdig zijn. Hij diende zich te omringen met kunstenaars en schoonheid te cultiveren. De hoveling kan veel, weet veel (bijvoorbeeld op het gebied van literatuur, geschiedenis, muziek en theater) en heeft goede manieren. Niets mag hem zichtbaar moeite kosten; alles voert hij uit met gratie en nonchalance. Deze nonchalance wordt in het Italiaans sprezzatura genoemd.