operante conditionering
Hermans H4

stimuli

bekrachtiging

-: wegnemen

negatieve bekrachtiging/reinforcer: iets onaangenaams wegnemene

postieve bekrachtiging/reinforcer: iets aangenaams aanbieden

bestraffen/punishment

Uitdoving

positief & negatief

achterwege laten van bekrachtiger

+: toedienen

discriminatieve stimuli

Sd: in een bepaalde situatie of in aanwezigheid van een bepaald stimulus leert het organisme bepaald gedrag. Sd

S-delta: elke stimulus/situatie buiten Sd.

eo( establishing operations): a variable that momentarily alters the reinforcing effectiveness of some other object or event

tabel blz 78

verdieping

belang van onmiddelijke bekrachtinging

primair en secundair

primair: stimulus geschikt om zondere enige voorgaande oefening of ervaring te condioneren

secundair: bekrachtigende werking, op voorwaarde van verbondenheid met primaire bekrachtiger

selectie bekrachtigers

werkt alleen in specifieke situatie en individu

eg, eten alleen wanneer honger

tabel blz 83

contingency governed

rule governed

invloed van taal

matching law

parameters: aantal, aard en tijdsinterval

uitdoving

eerst continu, vervolgens afbouwen

extinction burst:
eerst toename gedrag, dan afname

resurgence

bestraffing

tijdelijke onderdrukking respons

procedures ontzettend belangrijk

aandacht voor bekrachtigers storende gedrag dat je wilt bestraffen

meer straf

probleemgedrag negeren

time-out

strafvoorwaarden duidelijk

straf niet context afhankelijk

habituatie problemen

combi bestraffen + bekrachtigen== werkzaam

complexe vormen

conflicten

approach-avoidance conflict

temptation - heroism conflict

short vs long term rewards

toevalsleren

wederzijdse bekrachtiging

shaping

theoretische verklaringen

contiguïteit

tijdelijk samen voorkomen van de cs en de us

contigentie

logische samenhang prikkels

leerschool

s-r model

r-s model

bewust waarom met iets doet of laat

twee factoren model
mowrer

signal-safety hypothese

diagnostiek v/d aangrijpingspunten: FA

Korreboom H 9

overeenkomsten FA en BA

associatie vertrekpunt

altijd post-hoc

achteraf geformuleerde hypothesen

ten dienste van de interventie

klachten en problemen patiënt vertrekpunt

vertrekpunt FA

gedrag

vage klachten

FA schema

situatie

BA schema #

schema FA

  1. te verklaren gedrag gesymboliseerd in de R(respons)
  2. patiënt veronderstelde postieve gedragsconsequenties leidend tot instandhouding gedrag
  3. feitelijke negatieve gedragsconsequenties die het te onderzoeken gedrag problematisch maken
  4. context of Sd
  5. de associatie (-->) relatie tussen R en positieve/negatie gedragsconsequenties

De R

operanten en respondenten

operant: gedrag dat iets bewerkstelligt

respondent: gedrag dat louter een reactie is op een gebeurtenis

bekrachtiger

kan operant worden

verijden en ontbreken van een adequate R

vermijden is ook gedrag

gedrag ontbreekt

kunnen

komt er niet van

R als specifieke gerdragen en R als gedragspatroon

De S

  1. falsificatie
  2. herevalutatie
  3. aanleren alternatief gedrag
  4. aanleren betere coping
  5. combinatie

stappenplan bij opstellen van FA

  1. ID R
  1. specificeren
  2. rubriceren en veralgemeniseren tot gedragspatroon
  1. & 3. bepalen bekrachtigers en toetsen

hypothesen toetsen

introspectie

Topografische Analyse (TO)
wat denken, voelen, vervolg

  1. bekrachtiger CS of US

verwijst prikkel in ogen patiënt naar iets anders intrinsiek betekenisvol?

  1. aard van associatie

sequentieel, causaal, overbetrokken, of onderbetrokken

  1. interventie
  1. bepaal context