Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Voortplantingsstelsel (Geslachtsgemeenschap (Opwindingsfase, Plateaufase,…
Voortplantingsstelsel
-
-
-
Geslachtsorganen
Man
-
-
- Cowperse klieren (bulbo-urethrale klieren)
-
-
-
-
-
-
-
-
Meisose
I
• Profase I: tijdens deze fase verdwijnt het membraan om de celkern en wordt een spoelfiguur gevormd. Dit is een netwerk van heel kleine draadjes. De chromosoomparen verplaatsen zich naar het midden van de cel en gaan op een willekeurige manier naast elkaar liggen. Soms vindt hierbij een uitwisseling wordt crossing-over genoemd. Hierbij wisselen stukjes van homologe chromosomen onderling van plaats. De chromatiden zijn daardoor niet meer hetzelfde. Door crossing-over wordt de genetische variatie binnen een soort vergroot.
• Metafase I: de spoeldraden uit het spoelfiguur hechten zich aan de centromeren van de chromosomen.
• Anafase I: de spoeldraden worden korter en trekken de homologe chromosomen uit elkaar. Het aantal chromosomen wordt dus gehalveerd.
• Telofase I: de cel gaat zich insnoeren waardoor er twee dochtercellen ontstaan. Elke dochtercel heeft één chromosoom bestaande uit twee zusterchromatiden. Deze dochtercellen bevatten allebei de helft van het aantal chromosomen en zijn dus haploïde.
II
• Profase II: in beide dochtercellen verdwijnt weer het membraan van de celkern en worden spoelfiguren gevormd
• Metafase II: de chromosomen, beide bestaande uit twee chromatiden, verplaatsen zich naar het midden van de cel. De chromosomen gaan onder elkaar liggen en de spoeldraden uit het spoeldraden uit het spoelfiguur binden zich aan de centromeren van de chromosomen.
-
• Telofase II: de cel snoert zich in en wordt weer gesplitst. Elke cel bevat bu een van de twee chromatiden van elk chromosoom en heeft in totaal 23 chromosomen. Aan het eind van de telofase II zijn vier haploìde geslachtscellen gevormd.
Menstruatiecyclus
- De eerste fase: folliculaire fase
:
• Het follikelstimulerend hormoon (FSH) zorgt voor de groei van eiblaasjes (follikels) in de eierstokken. Een eiblaasje is een eicel met daaromheen een aantal cellagen die een soort blaasje om de eicel vormen.
• De groeiende eiblaasjes maken oestrogeen. Hoe groter de eiblaasjes worden, hoe meer aanmaak er is van oestrogeen.
• De combinatie van de hormonen oestrogeen, FSH en LH zorgt ervoor dat één van de eiblaasjes in de eierstok uitgroeit tot een rijp eiblaasje. Dit eiblaasje, de Graafse follikel genoemd, is op dat moment klaar voor de eisprong
• Wanneer de hoeveelheid oestrogeen boven een bepaalde waarde komt, neemt de hoeveelheid van het hormoon LH snel toe tot een piek wordt bereikt
• Deze LH-piek zorgt ervoor dat één eiblaasje (de Graafse follikel) openbarst en dat de eicel de eierstok verlaat. Dit is de eisprong. De eicel wordt opgevangen,
komt terecht in de eileider en kan bevrucht worden door een zaadcel.
- De tweede fase: luteale fase
• Nadat de eicel is vrijgekomen uit de eierstok blijft er een leeg eiblaasje achter. Dit overgebleven eiblaasje wordt het gele lichaam genoemd
• LH zorgt ervoor dat het gele lichaam het hormoon progesteron gaat aanmaken. Progesteron is nodig voor het in stand houden van het opgebouwde baarmoederslijmvlies
• Oestrogeen en progesteron remmen de hypofyse en zorgen ervoor dat de aanmaak van LH en FSH afneemt. Dit wordt ook wel negatieve terugkoppeling genoemd
• Als de eicel niet bevrucht wordt, sterft het gele lichaam na een paar dagen. Hierdoor stopt de aanmaak van progesteron en dus daalt de hoeveelheid progesteron. Dit zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies afsterft en loslaat. Dit leist tot de bloeding (menstruatie of ongesteldheid)
-