Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
4 - bio, samenvatting H6/7 (P7.1 (4 - evolutie Charles Darwin (Alfred…
4 - bio, samenvatting H6/7
P6.1
dezelfde soort ?
overenkomsten uiterlijke kenmerken
vruchtbare nakomelingen
(aanvulling) DNA-onderzoek
taxonomie deelt soorten in groepen (Linnaeu 1707-1778)
klein --> groot; organisme, soorten, geslachten, families, orden, klassen, afdelingen, rijken, domeinen*
domein; 3 elk met eigen type rRNA
archea (prokaryoten, geen celkern); celmembraan van enkele laag fosfolipiden
eukaryoten; celkern
bacterien (prokaryoten, geen celkern); dubbele celmembraan
rassen niet !, gemaakt door het fokken van dieren/ kweken planten
als een gen met constante snelheid muteert kun je de tijd van leven van een soort bepalen
hybriden; als twee soorten zihc met elkaar kruisen en levensvatbare nakomelingen krijgen, ontvruchtbaar
ongeslachtelijke voorplanting; jongen zonder vruchbaren paren
P6.2
populaties; groepen organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
populatie groten; aantal exemplaren door ...
tellen (aantal holen, m²) met vangst-terug vangst methode of DNA-onderzoek
N = (n1 x n2) / n3
schatten; met gemiddelde bedekkingsgraad
beperkende factor; belemmerd de groei
genetische diversiteit; gen variatie in een populatie (maakt kans op overleven groter, minder inteelt)
versnippering; opdelen van een leefgebied van een soort door bijv. een weg.
ontsnippering; het weer 1 gebied maken
herintroductie; uitzetten van dieren die er vroeger ook leefde
P6.3
biotische factoren; invloeden van levende organismen
abiotische factoren; invloeden van niet-levende factoren
meeste leven in het optimum gebied, sommige tussen de tolerantiegrenzen, daarbuiten niet mogelijk om te overleven
habitat; een leefomgeving van organisme met specifieke a-/biotische factoren (eisen)
niche; interactie tussen dier en omgeving (hoe het de omgeving beïnvloed) :
concurrentie vermijden door ander niche te hebben
mutaties; kunnen lijden tot betere overlevingskansen dan soortgenoten
als deze verandering zorgt dat die beter kan overleven of in een ander habitat kan overleven is er sprake van adaptatie (trekgedrag, niche verschillen, habitat vrij gelijk)
P6.4
Herbivoren/prooidier; planteneters
Omnivoren; planten en vlees eters
Carnivoren/predatoren; vleeseters (met predatie)
relatie's
predator-prooi; natuurlijke vijand, korte relatie
symbiose; langdurige relaties
Mutualisme (+,+)
Commensalisme (+,0) bij planten op planten epifytisme
Parasitisme (+,-)
endosymbiose; chloroplasten, mitochrondiën (eigen DNA) samenwerking verhoogt overlevingskansen
voedselketen van producten --> prooi --> predator
P7.1
1 - creationisme; god heeft alles gemaakt, geen evolutie
2 - Catastrofetheorie; grote natuurramp gebaseerd op bijbel (Cuvier, paleontolige; met fossielen)
3 - evolutie De lamarck; aanpassing individu aan omgeving, ging ervan uit dat nakomeling soort aanpassingen overerven
4 - evolutie Charles Darwin (Alfred Russel Wallace); populatie verschillen in selectiedruk en overlevingskansen
struggle for life; selectiedruk en overlevingskansen
survival of the fittest; beste aangepast meeste nakomelingen
5 - evolutie Mende/ neodarwinistische theoriel; aanvulling Darwin, ontdekte het DNA en mutaties met moluculaire onderbouwing evolutie met DNA
out of africa; hypothese; pangaea (savanne), verschillende selectiedruk, homo naledie met bipedie (2 benen), homo sapiens
Y-chromosomale Adam; met y-chromosoom
mitochrondriale Eva; met mitochrondiën
P7.2
mutaties zorgen voor recombinatie van erfelijke materiaal
Co-evolutie; populatiesamenstelling hangt van elkaar af
allopatrische soortvorming; door een barriere
sympatrische soortvorming; door seksuele seleactie
klassieke veredeling; kweken en fokken van rassen is een vorm van kunstmatige selectie door mensen
P7.3
Fossilisatie door;
verstening
verdroging
lege temperatuur
lage pH en zuurstofgebrek
opsluiten in barnsteen
gidsfossiel; in een heel groot gebied geleefd in 1 bepaalde tijd bepaal hiermee de relatieve leeftijd (de aardlaag)
met isotopen de absolute leeftijd (in jaar) bepalen, de tijd waarin de helft vervalt heet de halveringstijd (onafhankelijk van druk en temperatuur)
homologe structuur; zelfde bouwplan ander functie
rudimentatie organen; organen die hun functie zijn verloren
analoge structuren; ander bouwplan, zelfde functie
P7.4
1 - Generatio spontanea; leven spontaan onstaan
2 - oeratmosfeer nabootsen met methaan, waterstof, ammoniak en water en elektrische lading --> aminozuren, bouwstenen eiwitten
3 -aminozuren vanuit meteorieten
oersoep --> hydrofobe vetmoleculen --> nucleotiden --> RNA --> DNA --> anaerobe heterotrofe bacteriën --> foto-autotrofe bacteriën --> prokaryoten --> meercellige organismen --> weefsels --> organen --> organimen
clade ingedeeld in groep organisme met unieke homoloog kenmerk en gemeenschappelijke voorouder
taxon meerder clades
P7.5
polygenen overerving; meerdere genen betrokken
codominant; beide even belangrijk
allelfrequentie; aantal allelen die je onderzoekt/totaal aantal allelen (genenpool) (p+q =1)
genotype; aantal fenotype / totaal aantal (p²+2pq+q²=1)
genetic drift; (allen bij kleine populaties) toevallige oorzaak kan van groot gevolg zijn
flessenhalseffect; er overleven er maar een paar en er verdwijnen belangrijke dingen
geneflow; verandering allelen door migratie