Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
Nederlands Leesvaardigheid H1 + H2 (H1 Paragraaf 3 Tekstsoorten…
Nederlands Leesvaardigheid H1 + H2
H1 inleiding leesvaardigheid
Paragraaf 1 Leesstrategieën
Oriënterend lezen
Onderwerp vaststellen en snel bekijken of een tekst voor jou bruikbaar of interessant is.
Bekijk bij een boek
Titel
Flaptekst
Inhoudsopgave
Voorwoord
Auteur
Bekijk bij een artikel
Titel
Lead
Eerste alinea
Tussenkoppen
Illustraties
Laatste alinea
Auteur
Publicatiedatum
Globaal lezen
Deelonderwerpen vaststellen
Lees de voorkeursplaatsen
Eerste alinea's en laatste alinea's
Eerste en laatste zin van tussenliggende alinea's
Let op tussenkoppen en witregels
Intensief lezen
De tekst helemaal goed begrijpen en de hoofdzaken van de tekst vinden
Lees de tekst helemaal
Stel de betekenis van moeilijke woorden vast
Zoek naar kernzinnen van alinea's en naar signaalwoorden die verbanden aangeven (middenstuk)
Zoekend lezen
Bruikbare informatie (in een tekst) vinden
Kijk naar de anders gedrukte woorden. Let ook op opvallende tekens.
Kritisch lezen
De betrouwbaarheid van de informatie en de argumentatie in een tekst beoordelen
Stel vast:
Is de informatie juist, volledig en niet eenzijdig?
Is de auteur deskundig en onpartijdig?
Noemt de auteur bronnen? Hoe actueel zijn ze?
Geeft de auteur voldoend (onderbouwde) argumenten?
Noemt en weerlegt de auteur belangrijke tegenargumenten?
Bevat de tekst drogredenen?
Sturend lezen
Inhoud van een tekst onthouden
Lees de tekst oriënterend, globaal en intensief
Maak overhoorvragen
Maakt een uittreksel
Probeer of je de bedachte vragen kun beantwoorden
Lees je uittreksel een paar keer door
Paragraaf 2 Schrijfdoel
Amuseren
Lezers vermaken door iets leuks of interessants te vertellen
Informeren: uiteenzetting
Lezers vertellen wat er gebeurd is of gebeuren gaat; lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit
Opiniëren: beschouwing
Lezers de gelegenheid geven zich een mening te vormen over een onderwerp
Overtuigen: betoog
Lezers met argumenten overhalen tot een bepaalde mening, een standpunt
Activeren
Lezers aanzetten om iets te gaan doen
H1
Paragraaf 3 Tekstsoorten
Informeren
Uiteenzetting
Handleiding
Gebruiksaanwijzing
Instructie
Recept
Studieboek
Informatieve folder
Rapport
Nieuwsbericht
Familiebericht
Notulen
Opiniëren
Beschouwing
Recensie
Verslag
Discussiestuk
Overtuigen
Betoog
Ingezonden brief
Redactioneel commentaar
Column
Activeren
Reclame folder
Brochure
Direct mail
Advertentie
Affiche / poster
Flyer
H1
Paragraaf 4 Tekst en publiek
Voor welke lezers een tekst bedoeld is, kun je zien aan
Het onderwerp
De inhoud
De bron
Het taalgebruik
De toon
De lay-out
H2 Tekstopbouw
Paragraaf 1 De indeling van een tekst
Inleiding
Inhoudelijke kenmerken van de inleiding
De actualiteit
De geschiedenis
Een anekdote
Het belang voor de lezer
De inleiding geeft het onderwerp aan
De inleiding geeft soms de opbouw van de tekst aan
Topografische kenmerken
Witregels scheiden de inleiding van het middenstuk
De inleiding is schuin of vet gedrukt
Het middenstuk
Structurerende zinnen
Alineaverbanden en signaalwoorden
Typografische kenmerken
Slot
Inhoudelijke kenmerken
Een conclusie
Soms een samenvatting
Een aanbeveling, aansporing, afweging, toekomstverwachting
In een van de eerste zinnen van het slot staat vaak een signaal woord als kortom, ten slotte, al met al, dus
Typografische kenmerken
Een extra witregel na het middenstuk
Paragraaf 2 Vaste tekststructuren
Argumentatiestructuur
Inleiding
Stelling
Standpunt (eventueel als vraag)
Middenstuk
Argumenten voor de stelling
Tegenargumenten (+weerlegging)
Slot
Herhaling stelling (of beantwoording vraag)
Aspectenstructuur
Inleiding
Onderwerp
Middenstuk
Diverse aspecten van het onderwerp
Slot
Samenvatting
Probleem/oplossingstructuur
Inleiding
Probleem
Middenstuk
Gevolgen (waarom is het een probleem?)
Oorzaken
Oplossingen
Slot
De beste oplossing
Verklaringstructuur
Inleiding
Bepaald verschijnsel
Middenstuk
Kenmerken
Voorbeelden
Verklaring(en)
Oorzaak / oorzaken
Reden(en)
Slot
Samenvatting
Verleden/heden(/toekomst)structuur
Inleiding
Onderwerp
Middenstuk
Situatie vroeger
Situatie nu
Slot
Conclusie of situatie in de toekomst
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding
Vraag
Stelling
Middenstuk
Voordelen
Nadelen
Slot
Afweging
Conclusie
Vraag/antwoordstructuur
Inleiding
Vraag
Middenstuk
Antwoord(en)
Slot
Samenvatting
Conclusie
H2
Paragraaf 3 De alinea
De kernzin kan op verschillende plaatsen voorkomen
De eerste zin (meestal)
Soms de tweede zin
Soms de laatste zin
Paragraaf 4 Tekstverbanden
Opsommend verband
Ook
Tevens
Bovendien
Daarnaast
Vervolgens
Verder
Om te beginnen
Ten eerste ... ten tweede ... ten derde
Ten slotte
Tegenstellend verband
Maar
Echter
Niettemin
Toch
Daar staat tegenover
Desondanks
Evenwel
Nochtans
Daarentegen
Ondanks dat
Aan de ene kant ... aan de andere kant
Enderzijds ... anderzijds
Chronologisch verband
Eerst
Dan
Daarna
Uiteindelijk
Eens
Toen
Vroeger
Nu
Later
Voordat
Nadat
Oorzakelijk verband (oorzaak-gevolg)
Doordat
Daardoor
Als gevolg van
Het gevolg is
Het komt door
Waardoor
Zodat
Toelichtend verband
Zo
Bijvoorbeeld
Zoals
Neem nou
Voorwaardelijk verband
Als
Indien
Wanneer
In het geval dat
Tenzij
Mits
Vergelijkend verband
Zoals
Net (zo) ... als
Evenals
(meer / beter) ... dan
Redengevend verband (argument)
Daarom
Omdat
Derhalve
Dus
Want
Immers
Dat blijkt uit
Namelijk
Aangezien
De reden hiervoor is
Doel-middenverband
Om te...
Met de bedoeling
Opdat
Zodat
Daarvoor
Waarvoor
Voor
Door (te)
Toegevend verband
Ook al
Zij het (dat)
Weliswaar
Hoewel
Ofschoon
Samenvattend verband
Kortom
Samengevat
Met andere woorden
Al met al
Concluderend verband
Dus
Daarom
Dat houdt in
Concluderend
Ik kom tot de slotsom dat
Kortom
Al met al