Please enable JavaScript.
Coggle requires JavaScript to display documents.
samenvatting boek sociale cognitie (4: storing and retrieving information,…
samenvatting boek sociale cognitie
1: introduction - what is social cognition research about?
making sense: constructing social reality
sociale omgeving complex en dynamisch, twee situaties bijna nooit gelijk, toch essentieel om iedere situatie te begrijpen > zodat we erop kunnen reageren = nodig:
highly differentiated system of tools
mensen flexibel in reacties op sociale situaties, kunnen dus erg verschillen. ook verschil in hoe ontvanger de info interpreteert.
het is de (subjectieve) constructie vd sociale situatie meer dan de objectieve input die bepaald hoe mensen denken, voelen en gedragen
social cognition research = bezig met het bestuderen van de sociale kennis en de psychologische processen die betrokken zijn bij het construeren vd subjectieve werkelijkheid van een individu
different perspectives on the social thinker
interpretatie stimulus bepaald door input, maar ook door interpretatie individu
verschil in interpretatie wanneer je bijv onder 1. druk staat (weinig moeite en snel) dan wanneer 2. belangrijke beslissingen gemaakt moeten worden en 3. de algemene motieve die voort blijven bestaan
consistency seekers
men probeert wereld te zien zoals zij geloven dat de wereld is. moet goede overeenkomst prior belief en huidige situatie
als niet overeen (is slim; haalt tt niet), dan moet er naar consistentie gestreefd worden. kan door elementen toe te voegen (ik heb heel slecht geslapen) of een element te veranderen (boeie fuck die test).
men heeft verwachtingen o.b.v. prior beliefs, maken positieve illusies. echter, sociale wereld is niet altijd consistent met wensen/verwachtingen > accurate perceptie vd werkelijkheid vereist
naive scientists
men probeert wereld zo accuraat mogelijk te zien. verzamelen relevante info en voegen deze samen tot een 'unbiased' (onbevooroordeelde) sociale werkelijkheid. wanneer iets gebeurt, met beschikbare info een reden te vinden voor oorzaak
cognitive misers
mensen moeten vaak snel reageren > hierom mentale shortcuts > waarbij processen van info gesimplicifeerd wordt zodat snelle handeling mogelijk is. in veel gevallen levert dit een goede uitkomst voor de situatie
motivated tacticians
bovenste 3 gecombineerd > vierde perspectief: motivated tacticians
persoonlijke relevante situaties worden als elaborative processing benaderd
onder tijdsdruk gebruikt gemaakt van 'cognitive misers'
iemand beoordelen op alle mogelijke info 'elaborative processing'
iemand beoordelen o.b.v. stereotypering = cognitive misers
activated actors
stimuli in de omgeving brengen automatisch relevante kennis over adequate interpretaties en gedragingen. zoals remmen bij rood licht
the cognitive component of social cognition
sociale werkelijkheid geconstrueerd door
internal mediating processes
. vroeger alleen directe relatie stimulus respons zien
VB: als je een oude vrouw ziet of een jonge vrouw in een illusie, kan door een kleine verandering waarnaar je kijkt je gezichtsveld veranderen. dit toont aan dat
prior sociale knowledge
van invloed kan zijn op de interpretatie van een stimulus
verschil cognitieve psych en sociaal cognitieve
nature of stimulus
target van sociale perceptie = anders dan target non-sociale perceptie. VB: beoordelen geloofwaardigheid van iemand (sociale perceptie), of de grootte van een vierkant beoordelen.
hoe direct een individu de target attributen kan observeren (grootte>geloofwaardigheid)
non-sociale perceptie diect te observeren: horen, zien, voelen, ruiken. dit kunnen we niet gebruiken bij kijken hoe agressief iemand is
dus: direct: hoe vaak slaat hij iemand? (=indirecte meting). accuraatheid van sociale oordelen moeilijk te checken. daarnaast door verschillende mensen anders geinterpreteerd. individuen moeten dus verder gaan dan de gegeven informatie in bepaalde situatie > vele inferenties
nature of processing
sociale aspect van sociale cognitie niet alleen bepaald door sociale natuur, ook verwerking vd sociale informatie. zien gedrag anderen en maken eigen sociale werkelijkheid d.m.v. inferentie.
sociaal cognitieve verwerking is ook verschillend door relatie hoe individuen denken over hun sociale wereld en denken over zichzelf (self-conception). als de situatie van persoonlijk belang is, is drang voor accuraatheid verhoogd, wat hoeveelheid processing vergroot. zelfbetrokkenheid kan ook richting verwerking beinvloeden (alleen zoeken naar bevestiging)
Wason selection task. logisch rederen 'if there is a vowel on one side..'. wanneer deze in sociale context werd geplaatst, presteerden mensen echt heel veel beter. - toont belang aan van sociale context omdat info nu op een andere manier (cognitief) verwerkt wordt.
2: General framework of social cognitive processing
construeren sociale realiteit: 3 elementen
input from given situation
- zonder info uit de situatie zouden we helemaal niks kunnen construeren. kan wel door interne (emotie) of externe input onze interpretatie veranderen. wanneer men de sociale realiteit construeert: situationele input van belang: de mate van detectie van een stimulus (glimlach man) bepaalt in sterke mate onze subjectieve constructie vd werkelijkheid
input in the form of prior knowledge
- eerdere kennis kan in versch vormen plaatsvinden: assumpties (over groepen), bep volgorde van handelingen, kennis over sociale normen, verwachtingen en assumpties (over waarden zoals eerlijkheid en vertrouwen). toch ook prior knowledge niet conform aan bovenstaande, zo kan iemand helpen spieken gezien worden onbetrouwbaar maar ook vriendschappelijk
process that operate on the input
- processen kunnen automatisch opereren of in een meer gecontroleerde manier. kunnen dus gebaseerd zijn op primaire input alleen of ook op de diepere 'prior knowlegde'
moeilijk allemaal uit elkaar te houden. wel belangrijk alle drie mee te nemen in proberen te begrijpen hoe men hun sociale werkelijkheid construeren
general themes underlying the construction of reality
1: the limitation of human processing capacity and the allocation of processing resources
menselijk informatie verwerking als een pc, daaraan bepalen of programmas en processen uitgevoerd kunnen worden en in welke tempo
capaciteit voor info verwerking gelimiteerd, zodat niet alle relevante info in een situatie verwerkt kunnen worden. ook door gebrek aan tijd, moet snel gehandeld worden. processen moeten hierom gesimplificeerd zijn, maar wel efficient
selectie info is nodig relevant-minder relevant. selecteren = context afhankelijk en hierom erg adaptief voor construeren sociale werkelijkheid. simplificeren > grotere beschikbare capaciteit. toevoeging: heuristieken (=cognitief hulpmiddel om beslissen te maken waar weinig verwerking capaciteit voor nodig is, zoals stemmen op politicus). met deze heuristieken kans op fouten
simplificeren in iedere situatie anders. wat bepaalt nou of iemand simplificeert of niet? > hoeveelheid capaciteit die nog over is. ook speelt processing motivatie een rol, iets wat interessant is of van persoonlijk belang > meer motivatie voor (je naam ergens horen iemand binnen zien komen). als capaciteit vol zit, zal een andere taak op een laag pitje worden gezet voor meer aandacht naar relevante taak.
2: top-down and bottom-up processing
top-down: wanneer er van uit gegaan wordt van prior knowlegde. dit is minder inspannend dan bottom-up en neemt minder capaciteit in beslag
bottom-up: wanneer een beslissing wordt genomen op basis van nieuwe stimuli. > gaat vaak uit van gedrag.
3: automatic and controlled processes
cognitieve processen kunnen verschillen in automatisme en controleerbaarheid.
automatische processen = niet intentioneel, vereisen weinig cognitieve bronnen, kunnen en hoeven niet gecontroleerd te worden en liggen buiten bewustzijn individu
gecontroleerde processen = vragen om veel afwegende bronnen, bewuste regulatie en zijn potentieel binnen het bewustzijn van een individu
controleren van cognitieve processen = niet makkelijk (denk aan als je aan iets liever niet wil denken, maar toch doet). de grens tussen wat automatisch en gecontroleerde verwerking is, is in veel gevallen niet zo sterk. (eerste x ergens rijden heel gecontroleerd, hierna gelijk meer automatisch)
sequence of information processing
om van observeerbaar gedrag naar overt gedrag te komen, aantal stappen nodig. input moet
encode
worden (interpreteren situatie), gebeurt m.b.t. prior knowledge, dit moet geretrieved worden. deze
encode
perceptie wordt weer opnieuw opgeslagen in het geheugen en kan weliicht toekomstige events beinvloeden. oude en nieuwe info > samen tot besluit, oordeel, mening. uitkomst: gedrag aanpassen
perception and attention
voor aandacht > bepaalde info oppikken die relevant is. we hebben te weinig capaciteit om op alle stimuli de aandacht te kunnen vestigen > daarom belang onderscheid te maken in aandachtselectie.
cocktail party effect - individuen hebben de mogelijkheid om aandacht te hebben op verschillende aspecten van een gegeven situatie
een subset van stimuli wordt maar verder verwerkt tot volgende stappen info verwerking. stimuli kunnen onze aandacht trekken, gebeurt op 3 manieren:
1. salience resulting from discrepancy to other stimuli in the situation
- iets wat allenstaand is in een groepsverband wordt vaker eerder opgepikt (groep mannen met maar een vrouw). beinvloed door leeftijd, ras, kleur etc. gaat niet om stimulus op zich, maar op de relatie met context ervan
3. salience resulting from the relation to goals
- relatie stimulus en goals van de
perceiver
. stimulus krijgt op verschillende manier aandacht van individuen (kijken naar eten met honger of zonder honger). maar kan ook door externe instructies: denk aan filmpje waarbij een aap tussen de basketballers rent en je hem niet opmerkt, vanwege de shift van aandacht. attentieregulatie is hierbij van belang.
3. salience resulting from discrepancy to prior knowledge
- om situatie beter te begrijpen, gebruiken van prior knowledge. iets wat daarmee niet overeenkomt, = onderscheidend en trekt aandacht.
encoding and interpretation
nadat stimuli zijn ontvangen, moet encoding en interpreteren plaatsvinden. verschil perceiving en encoding: encoding berust sterker op eerder kennis dan perception.
categorie = een elementaire kennis structuur die correspondeert voor een enkel concept of groep van objecten (dieren/huizen/honden).
kan soms zijn dat bij een categorie te veel info los komt (je ziet wit met zwart gevlekt dier in de wei. = koe maar ook info over dat koe gras eet en melk geeft komt los). zo bij het zien van iemand kunnen stereotypes gebruikt worden om een conclusie over een persoon te trekken (vrouw - kan niet rijden)
storage and retrieval
na encoderen en een cognitief proces > naar de opslag.
info moet zo opgeslagen zijn dat we er makkelijk bij kunnen. info waar het procesgehalte hoog is (meer nadenken over info) wordt eerder opgeslagen dan oppervlakkige verwerking. consistente info wordt makkelijk teruggehaald omdat de link sterk is, maar inconsistente ook, omdat in die situatie de aandacht sterk aanwezig is op de incongruente stimulus en hierdoor meer verwerking
further processes, inferences, judgments and decisons
hierna moet er nog wat gedaan worden met de info: beslissingen, gedrag aanpassen, oordelen vellen. een beslissing wordt vaak genomen op basis van relevante kennis. echter is het moeilijk om relevante kennis (hoe gelukkig ben ik?) op te halen en wordt drm een besluit genomen o.b.v. kennis die wel is opgehaald, ongeacht de 'zoekproces' al klaar is.
fundamentele attributiefout = ten onrechte toekennen van de gedragingen van iemand aan die persoon zelf meer dan situationele factoren.
heuristieken: short cuts om snel beslissingen te maken. (availibility heuristic: als exemplaren van een categorie makkelijk te bedenken zijn
the selection of a behavioral response
2 gedragsresponses
directe communicatie van het oordeel naar andere personen. belangrijk middel, omdat we door communicatie elkaars gedachten kunnen weten en ons gedrag hierop kunnen aanpassen
interne oordelen en beslissingen zijn de basis voor een heel spectrum aan gedragingen. zo kunnen we bepaalde personen ontwijken of juist toenadering zoeken en bepaalde evenementen wel of niet bezoeken
oordeel over hoe leuk je de target persoon vindt, bepaalt hoe je reageert op een bepaalde houding, gedrag of gedachte van een persoon. maar er is ook: situationele aspecten/sociale normen een rol. in afwezigheid van sociale normen, komt iemands gedrag overeen met zijn attitudes.
perceiving and encoding
relating new information to prior knowledge
verschillende prior knowledge kan leiden tot verschillende interpretaties van stimuli. (het woord bank). om bepaalde stimulus te relateren aan eerdere kennis is
applicability
(kennis kan potentieel gebruikt worden om mening te geven aan een specifieke stimulus) en
accesabilitiy
(gemakkelijkheid waarmee eerdere kennis teruggehaald kan worden uit het geheugen, afhankelijk van 1. recentelijkheid en 2. frequentie) nodig.
als recentelijkheid actief is geweest, wordt het naar het tijdelijke beschikbare info genoemd. recentelijkheid van info kan gestuurd worden door priming, door bijvoorbeeld negatieve bewoording vooraf. maar wanneer iemand opmerkt dat die negatieve bewoording niet applicable is, dan ontstaat er een verschil tussen positieve en negatieve priming > MENSEN MAKEN DUS BESLISSINGEN OP BASIS VAN DE INFORMATIE DIE ER OP DAT MOMENT AANWEZIG IS.
conditions that increase/decrease the influence of accessibility on encoding
omdat alle info op te zoeken is op dat moment, doen we aan
truncate the search process
, waarbij het zoekproces wordt gestaakt als er een ''goede'' apllicable stuk info gevonden is. hierom heeft accessibility een grotere kans om gebruikt te worden bij encoding
priming meest effectief wanneer een bepaalde situatie ambigue is, omdat er dan verschillende manieren mogelijk zijn, wardoor meer applicable info toegepast kan worden. priming kan een bepaalde kant/richting opsturen in een situatie. sociale oordelen spelen een rol in mate waarin een ambigue stimulus wordt beoordeeld.
toch evaluatie/beoordeling afhankelijk van interne respons en niet zozeer de prime zelf. encoding principe kan dus verschillen afhankelijk vd info (posi of nega) die de persoon associeert met de prime
what knowledge can be primed?
selective examples of priming knowledge
doelen primen - je moet de doel accessible maken, hierdoor zullen handelingen die met dit doel te maken hebben sneller worden opgezocht.
stemming primen - na lezen zielig verhaal, situaties erna anders geinterpreteerd
procedure primen - kan leiden tot anders ingaan op een sociale situatie (zoeken naar verschillen of overeenkomsten)
media priming of aggressive behavior
na een agressieve film of videospel ben je zelf ook agressiever.
priming cooperation versus competition
door priming ga je meer coopereren of juist meer concurreren met iemand in psychologische experimenten. > dit geeft maar weer een hoe perceptie v/e sociale situatie een functie is van welke concepten beschikbaar zijn op het moment waarop de situatie geinterpreteerd wordt en welke interpretatie invloed heeft op het subsequente gedrag van mensen
general background variables of perceiving and encoding
extent of processing
gebruik van bepaalde info is afhankelijk van het zoekproces dat wordt toegepast
bij stereotype wordt gezocht naar iets waardoor die persoon binnen die bepaalde categorie behoort
als de hoeveelheid processing toeneemt door motivatie of grotere capaciteit, corresponderen de oordelen minder met een bepaald stereotype. > omdat er dan meer info bij situatie wordt betrokken dan in eerste instantie gedaan zou zijn.
soms worden zowel de negatieve als positieve info van een concept opgehaald, maar wanneer er een richting wordt gekozen, wordt de kans op priming vergroot
psychological distance
als bepaalde situaties als psychologisch dichtbij worden gezien (morgen een deadline), dan worden deze op en meer concreet level gerepresenteerd dan als deze situatie als psychologisch verder weg worden ervaren
construal level theory
: vier sleutel dimensies van sociale situaties die invloed hebben op de psychologische afstand
temporele afstand (dichterbij als ze ook dichter in tijd zijn)
spatiele achterstand (dichterbij als ze dichter in plaats zijn)
sociale afstand (hoe close een bepaalde persoon is)
hypothetische afstand (als ze vaker voorkomen, staan ze dichterbij)
zo worden targets concreet of heel abstract (concreet: koffie drinken = hand omhoog liften en drinken. abstract: koffie = krijgen van energie)
andere theorie: action identification theory > stelt dat op het moment een actie niet is gelukt, die actie beschreven wordt op een lager level of construal (abstracter)
high-level construals
omvatten het waarom aspect van een actie, waar
low-level construals
het hoe aspect van acties omvatten. dit kan verklaren waarom stereotypering wel werkt voor mensen die ver weg staan van ons en niet met wie we close zijn. (of dat een opdracht heel weinig lijkt, maar dichterbij de deadline ineens stress)
vergelijkbaar model:
linguistic category model
- stelt dat de rol van taal een belangrijk deel is in de sociale cognitie. taal kan situaties op verschillende levels van abstractie vasthouden.
zo is een werkwoord minder abstract dan een bijvoeglijk naamwoord.
culture
individuele culturen hebben independant self-construals waar collectivistische cuturen een interdependant self-construal erop nahouden. cultuur verandert niet alleen de manier waarop info binnenkomt, maar ook hoe deze sociale informatie verwerkt wordt.
de fundamentele attributietheorie wordt in collectivistische culturen minder vaak genoemd, omdat ze in dit soort landen vaak de gebeurtenis koppelen aan de omgeving ipv. aan de persoon zelf
4: storing and retrieving information
how is information organized in memory?
sleutel tot efficient info verwerken = wel-georganiseerde geheugensysteem.
elementaire stuk van een organisatie in het geheugen is een
category
, die abstracte representaties van een gehele klasse bevatten of stimulus objecten die dezelfde definitie delen, bevatten zowel in de fysieke als de sociale wereld en de trekken die we kunnen toekennen aan iemand.
maar kan ook onderscheid gemaakt worden tussen natural en artificial of abstract-concreet.
de bottom-up invloed van een stimulus word verrijkt met top-down inferences die afgeleid zijn uit de betekenis en structuur van categorieen. zo kunnen 3 stimuli leiden tot het idee dat iets een wapen is, wat weer leidt tot het idee dat dat gevaarlijk is, draagbaar is en schade kan veroorzaken. wekrt hetzelfde met sociale ideeen die bijv. horen bij een bibliothecaresse (stil, verlegen, haat hard gepraat). in veel gevallen correct maar niet in iederen situatie > leidt tot narigheid van bijv. stereotypering
type of knowledge structures and their representation
category
classes of objects with similar meaning and function
concrete categories such as hammer of abstract like dignity or crime
stereotype
categories for social groups
professionals (policemen) or ethnic groups (chinese)
schema
knowledge structures linked to adaptive function
casual schema for making quick causal inferences
script
temporally structured behavioural routine
the sequence of behaviours that constitute a visit to the theatre
cognitive map
spatial organization of concrete objects in visual modality
visual imaginary of and automatic locomotion on one's university campus
associative network
highly interconnected structure involving many different concepts
the Self, including, all its autobiographic, affective and semantic aspects
verschil schema-categorie = schema lijkt veel op categorie, alelen is schema gelinkt aan een adaptieve functie.
een associatief netwerk kan opgedeeld worden in een horizontale as, met daarop de verschillende items en hoe zeer ze overeenkomen met elkaar (gelijkheidsrelaties), en een verticale as, met daarop de dimensie van superordinate relationships tot subordinate relationships.
prototype wordt gebruikt voor zowel de abstracte als concretere exemplaren, maar kan ook uitgegaan worden van de extreme types,
ideal types
. onderzoekers stelde zo ook dat er vaak meer abstracte prototypes worden voorgesteld van outgroup en van ingroup juist meer concrete prototypes. komt door het idee dat outgroup zich minder afzonderlijk zou ontwikkelen dan er gedacht wordt over de ingroup, waar meer heterogeniteit is
cognitive consistency
we denken graag consistent. daarom worden inconsistente structuren vaak gereproduceerd alsof ze consistent waren. dit komt doordat de verwerkingscapaciteit beperkt is en consistentie hebt om dit beter te organiseren
heider's balance theory: voorspelt dat driehoekige relaties beter te begrijpen en onthouden zijn.
who said what?
echter zorgt die drive voor consistentie ook voor error bij het terughalen en herkennen van stimuli of situaties. who said what experiment - ontdekten dat men vaak bepaalde info linkt aan ras ipv per direct aan persoon die iets gezegd heeft.
evaluative conditioning
ook kan evaluatieve conditionering (reclame/merk) die het primitieve consistentie principe aan ten grondslag hebben liggen, kunnen evaluatief leren en de formatie van attituden jegens een persoon, groep, merk triggeren, simpel door de gevolgen van de consistentie in tijd en ruimte
associative networks
concepten die semntisch gelijk zijn (judo/karate) die veel gemeenschappelijke kenmerken hebben, worden verwacht samen voor te komen in dezelfde personen.
how is info retrieved?
er is sprake van 'retrieval' wnneer er opgedane kennis teruggehaald moet worden naar praktische situatie. snelheid en effectiviteit hangen af van:
clarity van organisatie van geheugen
consistency vd organisatie van geheugen
usefulness van de
retrievalcues
die in de context vd taak gegeven zijn
retrieval cues
deze cues worden door het gebruik van expliciete vragen en taak instructies duidelijk (noem woorden op die je net geleerd hebt)
als de tak divergent is, wordt dit proces moeilijker, omdat er een groot scala aan opties beschikbaar komt. (wil een origineel bday cadeau geven, moet breed denken)
prospective memory
prospectief geheugen = het herinneren en uitvoeren van bedoelde acties daarop aanpassen (paraplu nemen als mogelijk regen komt)
implementation intentions: één bepalde intrigerende vorm van prospectief geheugenfuncties, workt ook in een als-dan vorm. wanneer dit een soort implemente intenties of als-dan regels worden gebruikt, is dit een effectieve remedie voor het overkomen van ongewenste impulsen, stereotypes en obsessieve gevoelens
a primer of priming research
ieder retrievalproces is gevoelig voor priming.
priming = experimentele demonstratie die een stimulus serveert om de verwerking van een daarop volgend stimulus voor te bereiden. (1e stimulus = prime 2e stimulus is target)
SOA = tijd van het tonen vd prima tot het tonen vd target. priming effect is het sterkst wanneer de SOA het kleinst is
zie het als een soort retrievalproces volledig gefocust op de prime , kan sneller gereageerd worden, sneller dan in gevallen wanneer prime en stimulus niet overeenkomen
semantic priming
lexical decision task: kijken of een bepaalde volgorde van letters een woord of non-woord s. wanneer dit gecombineerd met een prime (sinterklaas) en daarna een woord (oud) zal de RT korter zijn dan zonder de prime
action priming
primen van concept 'samenwerking' leidde tot daadwerkelijk meer samenwerking tussen mensen in experiment
effectiviteit prime wordt bepaald door 'broad and inclusiveness', zo werkt professor wel, maar albert einstein niet voor intellectuele performance.
categorical priming
lang kapsel zien met iemand die John heet, dit zorgde ervoor dat er een reductie is in gender classificatie? ofzo iets
evaluative priming
extreem geval vam categorisch primen
deze vorm van priming lijkt niet geheel automatisch te verlopen. afhankelijk van : 1. gecontroleerde strategieen 2. vrijwillige doelen en 3. hoge orde cognitieve invloeden
de basis
congruity
voordeel in evaluatieve priming kan worden gereduceerd, geelimineerd en omgekeerd als:
participanten in een verdrietige (vs. vrolijke) stemming zijn
de stimulus woorden veelvoorkomend (vs. zeldzaam) in woord-frequentie zijn
intermediate antwoorden op primes dienen als functionele aparte target vd primes
primes makkelijk (vs. moeilijk) te verwerken zijn
de pp geinstrueerd zijn dat ze de primes moeten tegenwerken
priming effects versterken doordat priming encoding taken roepen om generatieve en elaboratieve verwerking
affect misattribution procedure
principe grijpt terug op de verschillende motiveringen. opnieuw worden de potentiele attitude objecten als primes gebruikt, maar meer focus op evaluatieve respons op een maximaal ambivalente stimulus (inkvlekken)
IAT
impliciete attitudes meten. test waarbij snel besloten wordt welke kant woorden/afbeeldngen horen.
voorspellen van gedrag onder condities met lage verwerkingscapaciteit of verwerkingsmotivatie (lage need for cognition of tijdsdruk)
critical note on automatically
impliciete maten niet volledig immuun voor vrijwillige zelfrepresentatie strategien
relatie persoon attributen - impliciete test assymetrisch. niet iedereen die hoog scoort op bijv racisme is racistisch. en niet iedereen handelt naar zijn impliciete attitudes
iat zou miss ook slechts de extrapersoonlijke kennis reflecteren, onafhankelijk van de
prejudice proper
. zo kan een persoons soms niet weten dat er vanuit een bepaald perspectief iets niet hetzelfde is
self-generated and knowledge-inherent retrieval cues
retrieval cues handig bij simpele taken, maar niet zo handig bij de hogere orde cognitieve functies en probleem oplossen omdat ze 'te gefabriceerd' zijn. bji extern aangeboden retrieval cues die geen intrinsieke relatie tot de individu zijn eigen kennis structuren heeft, zal het geheugen proces gehinderd worden
de sleutel tot een hogere recall prestatie en adaptief geheugen prestaties is niet het sterk en snel standaard associeren maar meer het optimaal organiseren vd kennis in het geheugen. nader toegelicht:
part-list cueing = in een typisch experiment wordt een lijst stimuli getoond die de pp daarna onder verschillende condities moeten reproduceren, waarbji de controle groep geen retrieval cues kreeg en andere groep wel. de niet-cue woorden worden geteld hoeveel beie groepen goed hebben, mensen met cue konden slechter herinneren. (hierom dus beter geen cues geven aan ooggetuigen)
the self as a powerful knowledge structure: het welwillende geheugen effect van de zelf. kan dingen met betekking tot je zelf beter onthouden (self-reference effect).
hoe meer je over jezelf weet, hoe beter je overlevingskans
a place for inconsistent information
er bestaat zelfregulatie voor inconsistente info in geheugen (onthoud je dus beter)
in experiment zelfs beter inconsistent dan consistent onthouden en irrelevante
meer aandacht en dieper verwerkt.
bottomup verwerking is verantwoordelijk voor het voordeel van inconsistente info, top-down voor het reconstructievoordeel van consistente informatie
nieuwe info die consistent is, voordeel niet opnieuw verwerkt worden, maar kan ook tot fouten en verkeerde conclusies trekken van dingen die nooit zijn plaatsgevonden
5: using information: controlled and automatic processing of information
verschillende mechanismen om oordelen mee te kunnen vellen:
using what is on your mind
mensen gebruiken niet alle info die beschikbaar is, maar een bepaalde set van info die het makkelijkst toegankelijk is
assimilatie = reflecteren van een positieve relatie tussen de implicaties van de aanwezige info en het daaropvolgende oordeel
exp: liet pp 3 posi of 3 nega gebeurtenissen uit leven noemen, daarna hun geluk raten, antwoord kan je al gokken (levensverzadiging hing vooral af van recente gebeurtenissen)
de fundamentele attributiefout kan worden gereduceerd als men genoeg tijd krijgt om na te denken en situationele omstandigheden overwegen (gedrag linken aan persoonlijkheid ipv situatie)
conclusie assimilatie
stereotyperen = vorm assimilatie
mensen kunnen gemotiveerd zijn dat te onderdrukken
vooral intern gemotiveerde (niet extern) mensen lukt dat
maar info sijpelt op allerlei manieren toch door
afrocentric features bias
whether and how to use what is on your mind
vaak geeft dat wat als eerst in je op komt = voldoende weergave en beoordeling vd situatie, maar niet ALTIJD. wanneer info geactiveerd, maar nu niet meer relevant, blijft concept toch nog een langere tijd hoger in accessibility.
ookal hoog in accessibility, onderscheidend vermogen heeft men nog wel in oordelen. 'wat vind je van de UU kantine?' met daarop volgend 'wat vind je van de UU in algemeen?' zijn twee verschillende vragen waarbij kantine niet andere vraag zal beinvloeden
aanwezige info kan ook voor contrast effecten zorgen = positieve info wordt beschikbaar gesteld en daardoor een meer negatief oordeel geveld (en andersom ook). exp: na zien van knappe mannen/vrouwen, je eigen m/v minder knap
the inclusion/exclusion model of social judgment
= algemeen model die een brede set aan variabelen welke informatie gebruik beinvloedt.
houdt in dat de evaluatieve beoordelingen die gebaseerd zijn op kenmerken vd target, twee mentale representaties vereisen (1 vd target en 1 vd standaard) waartegen de target geevalueerd wordt.
info die gebruikt wordt bij het maken van een representatie vd target resulteert in assimilatieeffecten (target = klas ende informatie is één vd leerlingen).
echter kan bepaalde info soms ook geexcludeerd worden bij een bepaalde representatie vd target (atypische gevallen). info is excluded wanneer men aanneemt dat:
het relevantie filter een rol speelt, dus de accessability niet het resultaat is vd target
filter 1:
accessible info and the role of perceived relevance
= mensen denken vaak dat omdat bep info opkomt, deze relevant is voor de situatie. blijkt echter dat dit niet altijd het geval is (niet elke Harold is negatief, ook al is dat uit je ervaring wel)
exp: op moment dat mensen werden herinnerd aan de prime, niet langer terugvallen op de geactiveerde concepten om een subsequente situatie te beoordelen. dus ontstaat een contrast effect
het representatieve filter een rol speelt, dus de info niet representatief of applicable is voor de target
filter 2:
accesability info and the role of representativeness and applicability
= info moet ten alle tijden representatief zijn voor t doel, anders uitsluiting. (atypische mensen doe je ook buitensluiten) (ZIE FIGUUR)
atypisch persoon kan als uitzondering op normale > contrast effect
exp: persoon meer vijandig wanneer vergelijkingsmateriaal minder vijandig was. ook zichzelf minder mooi beoordelen wanneer vergeleken met mooie mensen, maar wanneer gelijkenissen dan zichzelf mooier beoordelen
de conversationele setting maakt het gebruik vd info ongepast
filter 3:
accessibility and the role of conversational relevance
= omvat de conversatienormen die info gebruik kunnen leiden. info die door de filters komt, wordt opgenomen in de representatie en leidt tot assimilatie-effecten
wanneer info niet door filters komt, wordt gebruikt in representatie vd standaard > leidt tot contrast effecten. succesvolle communicatie is afhankelijk vd standaard die beide partners aanhouden.
exp: verbale taak door mannen t.o.v. vrouwen beter uitgevoerd was, terwijl ze t.o.v. andere mannen relatief beter beoordeeld werden
motivational determinants of information use
om niet dirct info die in je opkomt, moeten soms extra verwerkingsbronnen worden gebruikt.
verwerkingscapaciteit & motivatie kunnen belangrijk rol spelen bij gebruik info
2 facetten hiervan zijn dat men soms dieper zoekt naar info en soms niet. en men neiging om info te gebruiken die hen goed uitkomt
using information and the role of processing intensity
men kan niet in elke situatie alle info in geheugen uitpluizen. invloed toegankelijke info hangt af van hoeverre het zoekproces uitgebreid wordt. (context effecten bij expert minder aanwezig dan bij beginneling > experts
meer beoordelingsrelevante info
hebben
motivatie en capaciteit ook invloed op terughalen van meer of minder relevante beoordelingsinfo
intensiteit proces dus invloed op hoeveelheid info teruggehaald, ook invloed op hoe effecten van deze info als
relevant of representatief
wordt gezien
oz: assimilatie vooral wanneer bepaalde processen zonder weinig motivatie of capaciteit gebeurt en contrast bij verdere verwerking. de effecten van toegankelijke info kunnen tot uiting komen in assimilatie-effecten en contrast effecten
wnnr we een bepaald oordeel moeten aangeven aan 3e persoon > niet o.b.v subjectieve ervaring maar redenatie.
labelled accountability
= vervaardigen van je keuzes (wekrt sterk tegen bepaalde cognitieve biases).
accutaresse keuzes kan soms verlagen als je nadenk over potentiele redenen. (zoals poster oz: mensen o.b.v. gevoel blijer met keuzes dan mensen die via redenatie deden)
using information that serves us well
mensen willen graag een correct oordeel kunnen vellen, maar spelen additionele motieven mee
men heeft behoefte zich goed te voelen over zichzelf. > neiging om info te zoeken die consistent is met hun eerdere overtuigingen in algemeen, maar voornamelijk met overtuigingen over henzelf (HEEFT INVLOED OP WELKE INFO BETER TERUGGEHAALD KAN WORDEN)
men kan gemotiveerd zijn om info zo te gebruiken, dat past bij wereldbeeld. exp: pp onthouden info beter wanneer deze positieve implicaties had op de zelf. exp: hoe slechter een iemand is op uni, hoe groter de druk om te overschatten
automatic judgments
sommige oordelen gevormd buiten bewustzijn en aandacht individu. proces auto in gang gezet. 2 belangrijke aspecten
1: info kan automatisch in de gedachten terecht komen
oordelen kunnen automatisch op gang komen o.b.v. toegankelijke info
automatische processen bestaan uit 4 dimensies
bewustzijn
men kan onbewust zijn van feit dat ze uberhaupt oordeel hebben geveld. 2. men kan wel bewust zijn van oordeel, maar niet welke info hun oordeel beinvloed heeft en hoe oordeel tot stand gekomen is. 3. men kan niet bewust zijn van reden waarom bepaalde info in gedachten kwam en was gebruikt werd voor oordeel
oz: mensen weten wel dat ze bep oordeel hebben, maar niet met volle zekerheid hoe (welke info is gebruikt). en ook al is soms duidelijk welke info is gebruikt > niet duidelijk waarom
intentie
ander aspect automatische processen: onafhankelijk van of de persoon wil dat ze plaatsvinden (stroop inferentie). je kan bijv. onbedoeld oordelen vormen over de doelen van iemand anders, iemands karakter en of diegene een goede huisgenoot zou zijn. zo kan je iemands emotie uitlezen van gezicht (denken wij), waardoor we soms iemand als chagrijnig beoordelen of boos, terwijl persoon dat niet is
efficientie
als cognitieve processen efficient zijn, betekent dit dat ze weinig mentale hulpbronnen nodig hebben (zoals automatische processen). maar dan nog niet per se efficient, want moet ook sprake zijn van valide resultaten. 100 ms was genoeg om specifieke beoordeling van iemands gezicht/persoon te maken
controle
als we controle hebben over auto processen, dan is dit indirect. impliciete gedachte kan je niet tegenhouden maar expliciete beoordeling wel.
men met
hoge need for cognition
blijken dit beter te kunnen dan mensen met
lage need for cognition
. zo kan je situaties opzoeken waarin auto reacties worden opgewekt, moeilijk toe te passen als je niet weet/waarom je oordel velt
automatic judgments and accuracy
oz: accutaresse van persoons perceptie toeneemt met meer info
onder sommige condities is meer tijd een goede basis en in andere gevallen is juist een dunne plak van info voldoende. in complexe situaties leidt onbewust nadenken vaak tot betere resultaten, omdat je erg veel gaat nadenken als je je daar wel beuwst van bent.
blijkt dat: als je iets moet beoordelen beter niet te veel nadenken over keuze, maar laten afleiden om er zo onbewust over na te denken, daardoor verbetert je keuze
6: using information - judgmental shortcuts
als tekort info, motivatie en capaciteit, maar wel telkens beslissingen moet maken > short cuts (heuristieken)
what are judgmental heuristics?
stel je voor je wil iemand uitnodigen voor diners en kijkt bij beoordelingen. echter kunnen deze beoordelingen beinvloed zijn voor verschillende omstandigheden, waaronder stemming beoordelaar > leiden tot misjudgments
heuristieken = simpele vuistregels die snel toegepast kunnen worden op beschikbare info die een persoon in staat te stellen om een oordeel te vellen. afhankelijk van relatie tussen cue en beoordelingsdimensie kan bepaald eindoordeel meer of minder accuraat zijn
3 general rules of thumb:
availability heuristics
wanneer er teruggegrepen wordt op hoe makkelijk een bep idee terug te halen is uit geheugen (vliegtuigongeluk). = een beschikbaarheidsheuristiek
houdt in dat beoordelingen van frequentie en kans beinvloed zijn door de makkelijkheid of moeilijkheid waarmee deze situaties opgehaald kunnen worden
'als ik iets makkelijk kan ophalen, zal het wel frequent voorkomen' handig en werkt in veel gevallen ook. maar is niet altijd frequent. sommige info (heftig) wordt beter onthouden, waardoor sneller op te halen is, maar is niet per se frequenter
bevestiging idee gebruik van gemakkelijkheid van ophalen als basis voor beoordelingen > 6 of 12 assertieve punten van zichzelf opnoemen, bij 12 minder assertief
volgens inhoudsverklaring zouden individuen zelfverzekerder moeten zijn na 12 vb opnoemen ipv 6. verklaring voor gemak: men zou juist zelfverzekerder moeten zijn nadat 6 voorbeelden noemen, omdat 6 makkelijker op te noemen is. > GEMAK WINT ALS BASIS VOOR OORDELEN
maar alleen invloed als individuen dit kunnen relateren aan hoeveelheid info die is opgeslagen in geheugen. wanneer individuen het gemak bijv. konden toeschrijven aan bijv. luisteren muziek > beoordeelden zichzelf als minder zelfzeker bij 6
media heeft wel invloed hierop, door vertekening van exposure
egocentric bias: mensen denken vaak dat ze een groter aandeel hebben in bepaalde gebeurtenissen dan daadwerkelijk het geval is.
representativeness heuristic
gekeken hoe representatieg een bepaalde situatie is voor een bepaalde beoordeling (nerds hebben een bril). representativiteit reflecteert hoe gelijkend of typisch een element is voor een specifieke categorie, groep, etniciteit of oorzaak
'als iets in een bepaalde categorie of groep past, moet deze persoon/situatie er wel bij horen'. maar zoals te verwachten gaat ook deze regel niet altijd op omdat niet alleen gelijkenis een rol speelt, hoewel dat in deze regel wel zo lijkt te zijn
ignoring base rates: oz met advocaat en docent 70/30, maar werd toch meer rekening gehouden met de beschrijving dan met de base rate
conjunction fallacy - disregarding the principle of extensionality: wordt verondersteld dat dat als antwoord A op zichzelf al een grotere kans heeft op slagen dan wanneer het ook in B voorkomt. Liza is A. bankmedewerker en B. bankmedewerker en feminist. RAAR GENOEG KIEZEN MENSEN B
misperception of coincedence: bij een lot zou 48367 eerder jackpot kunnen zijn dan 12345 denken mensen, terwijl deze beide loten in principe evenveel kans hebben. omdat 12345 vaker voorkomt, waardoor neiging te denken dat dit nooit het winnene lot kan zijn
anchoring and adjustment
dit is eigk het beginnen met een bep waarde (anchor) en deze aanpassen (adjust) tot je een eindbeslissing hebt over een bep situatie. bij draaien rad, bij hoger aantal grotere verwachting van meer afrikaanse staten bij de UN
begrijpen principe:
selective accesibility model
(sam) > omvat semantisch primen en selectief hypothese toetsen. dit selectief hypothese toetsen wordt gedaan doordat een bepaalde set aan geheugen wordt opengesteld wanneer laag of juist hoog anchor aangeboden wordt.
wanneer tegenovergestelde vd anchorvraag of een andere vraag gesteld wordt, het anchor effect niet meer werkt. wanneer er een anchor over lengte wordt gegeven en daarna een vraag wordt gesteld over de breedte dan zal de 'applicability' onvoldoende zijn en het anchoring effect limiteren
anchor effect ook effectief in onderhandelingen. eerste bod op huis is bepalend voor alle andere boden erna. nog veel erger is te bedenken dat zo ook straffen voor veroordeelden lager of hoger uit zouden kunnen vallen
alternative explanations and furtther developments
task understanding: base rate: miss ging men minder ervanuit dat base rate belangrijk was, omdat ie over alle trials gelijk bleef.
Liza en bank: miss sloot antwoord A uit dat Liza feminist was > daarom kiezen voor B
presentation format: Fiedler aangetoond dat gebruik van frequentie formats minder betrouwbaar lijkt te zijn in veroorzaken daling beoordelingsfouten dan eerder gedacht. beoordelingsfouten minder frequent voor in frequentie format maar dit legt nog niet uit waarom ze dan wel voorkomen in de propability (kans) format
content-specific rules of thumb
inhoudsspecifieke vuistregels gebruiken eerder algemene kennis, die opgedaan is door
contigency learning
in omgeving of bij anderen verzameld kan worden. wanneer motivatie en capaciteit klein zijn > gebouwd op de contentspecifieke vuistregels. wanneer deze hoog zijn, de sterkte en aantal argumenten bepalend zijn voor een attitude verandering.
beslissingen gebaseerd op categorien zijn meer gebruikt wanneer capaciteit en motivatie laag zijn, waar als deze hoog zijn de beoordelingen gebaseerd worden op
individuating
info. dit is een continuum en de persoonlijke factoren samen met de specifieke situatie zorgen voor de plaatsing op dit continuum
heuristics: blessing or curse?
de bedoeling van beoordelingsheuristiekonderzoek is niet te laten zien hoe slecht de mens is, maar vooral inzicht krijgen op mechanismen vd normale gedachten